De taaltheorie van Johannes Kinker
(1977)–Marijke J. van der Wal– Auteursrechtelijk beschermdInleiding en verantwoordingIn het artikel ‘Kinker als taalkundige naast en tegenover Bilderdijk’ (DE VOOYS 1947, 351-60) vestigt C.G.N. de Vooys de aandacht op de Inleiding eener wijsgeerige algemeene theorie der talen, een geschrift dat door hem als ‘een doorwerkte eerste proeve van taalfilosofie’ (DE VOOYS 352) wordt getypeerd. De Vooys, die zich in zijn artikel vnl. beperkt tot Kinkers beoordeling van Bilderdijks Nederlandsche Spraakleer, geeft zelf geen uitgebreide bespreking van de Inleiding. Hij wijst op de wenselijkheid van een onderzoek: het ‘grotendeels afwijzende’ oordeel dat de 19e-eeuwer Van der Wijck over de verhandeling veltGa naar voetnoot3., zou eens door een taalkundige getoetst moeten worden (DE VOOYS, 352, noot 3). Temeer daar blijkt, dat men niet altijd op het oordeel van Van der Wijck kan afgaanGa naar voetnoot4.. De suggestie van De Vooys is niet opgevolgd: uit literatuuronderzoek blijkt, dat de Inleiding tot nu toe door niemand grondig is bestudeerd. Er is zelfs geen bevredigend overzicht van de inhoud voor handen. | |
[pagina 2]
| |
Die stand van zaken bracht mij ertoe te overwegen de verhandeling als objekt van onderzoek te nemen. Bij beschouwing van Kinkers ‘taalkundige’Ga naar voetnoot5. publikaties kwam ik tot de konklusie dat er voldoende reden was om juist de Inleiding nader te bestuderen en andere geschriften eventueel voor een later tijdstip te bewaren. De Inleiding, de eerste van twee gedrukteGa naar voetnoot6. taaltheoretische verhandelingen, neemt een belangrijke plaats in binnen het taalkundig werk: Kinkers taaltheorie wordt erin uiteengezet. In de tweede verhandeling, de Proeve eener beantwoordingGa naar voetnoot7. gaat Kinker van het eerder verschenen werk uit, waarnaar hij ook herhaaldelijk verwijst. In de Beoordeeling van Mr. W. Bilderdijks Nederlandsche Spraakleer (Amsterdam 1829) komen eveneens ideeën uit de Inleiding voor. De opzet van het onderzoek werd grotendeels bepaald door het feit dat de inhoud van de verhandeling niet bekend is. Een overzicht van de Inleiding wordt in de hoofdstukken 2 t/m 4 van De taaltheorie van Johannes Kinker gegeven. Het is geen eenvoudige zaak te bepalen wat er in de verhandeling staat: de door Kinker gehanteerde termen, bijvoorbeeld, zijn - naar huidige begrippen - niet precies gedefinieerd, wat problemen oplevert. Wanneer ik uiteindelijk - na het opsporen van de betekenis die de gebruikte begrippen hebben en na verder nauwgezet interpreteren - een beeld van Kinkers taaltheorie heb gegeven, volgt in hoofdstuk 5 enig kommentaar. In hoofdstuk 6 wordt getracht de taaltheorie in een groter verband, dat van die tijd en van een bepaalde taalbeschouwing, te plaatsen. Tenslotte wordt de invloed van de Inleiding nagegaan (hoofdstuk 7). Aangezien ik me voornamelijk bezighoud met een verhandeling die binnen het KNI ontstond en gepubliceerd werd, zijn Kinkers aktiviteiten binnen die instelling het onderwerp van het eerste hoofdstuk. |
|