Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI.
| |
[pagina 499]
| |
zekere adelyke Jongkvrouwe, by welke hy eenige natuurlyke kinderen hadt, te zullen trouwen; waardoor deeze kinderen gewettigd, en Prins Henrik van zyns Broeders erfenis versteken zou zyn geweest, zouik niet durven bevestigen. Prins Maurits leefde nog geene drieGa naar margenoot+ weeken, na 't vokrekken van zyns Broeders Huwelyk, stervende, op het Hof in den Haage, den drieentwintigsten van GrasmaandGa naar voetnoot(f), in 't agtenvyftigste jaar zyns ouderdoms, en in 't eenenveertigste van zyn bewind over de Vereenigde GewestenGa naar voetnoot(g). 't Lighaam werdt, terstond, geopend. Men vondt 'er geene tekens van vergif in. Doch in den Lever werdt een hard gezwel ontdekt, welk gehouden werdt voor de naaste oorzaak van's Prinsen doodGa naar voetnoot(h). De Predikant Joannes Bogerman, gewezen Voorzitter op de Dordrechtsche Sinode, die den Prins, op zyn doodbedde, meermaalen, bezogt hadt, en een Verhaal van zyn afsterven in 't licht gaf, getuigt, dat hy, met berouw over zyne zonden, met een voorneemen ter verbeteringe, en met hoop op vergeevinge, gevestigd alleen op de verdiensten des Heilands, overleeden is. Hy was nimmer gehuwdGa naar margenoot+ geweest; doch liet, by N. van Mechelen, gesprooten uit adelyken stamme in Brabant, vercheiden' natuurlyke kinderen na: waarvan de twee oudste Zoonen, Willem en Lodewyk, zig meest vermaard gemaakt hebben. Prins MauritsGa naar margenoot+ hadt, eerst op den dertienden van Grasmaand, tien dagen voor zyn overlyden, zy- | |
[pagina 500]
| |
nen Uitersten Wil doen schryven, door zynen Griffer,Paulus de Jonge, en dien, ten zelfden dage, eigenhandig bekragcigd;Ga naar voetnoot(1). Hy stelde, by den zelven ‘tot beter behoudenis der waardigheid en luister. van zyn Huis, zynen Broeder, Henrik Fredrik, tot zynen eenigen erfgenaam aan, en by mangel van hem, en van deszelven wettige marinelyke kinderen en nakomelingen, zynen Neef, Ernst Kasimir, en deszelven wettige mannelyke kinderen en nakomelingen. Aan zyne Zuster, de Prinsesse van Portugal, of derzelver kinderen, maakte hy zevenduizendvyf honderd ponden. 's jaars, losbaar tegen den penning twintig: aan haaretwee Zoonen, Emmanuel en Christoffel, ieder tweeduizend guldens 's jaars, insgelyks, losbaar tegen den penning twintig; en aan haare Dogters, elk duizend guldens 's jaars, losbaar als boven; mids beide Zoonen en Dogters, op 's Prinsen overly den, nog in leeven waren; doch deeze Renten moesten van den eerststervenden op den langstleevenden deezer Zoonen en Dogteren en derzelver wettige kinderen en nakomelingen versterven, en na 't overlyden van den langstleevenden, wederom aan de erfgenaamen komen. Aan zynen natuurlyken Zoon, Willem, maakte hy zyne Heerlykheid van de Lek, met het regf toe de Visscherye in de | |
[pagina 501]
| |
Merwe, en aan zynen tweeden natuurlyken Zoon, Lodewyk, de Heerlykheden van Polanen, Monster en Monster - Ambagt, als Poeldyk, ter Heide, en Half Loosduinen: waarby hy nog eene erfelyke Rente van vyfduizend guldens 's jaars, voor ieder, voegde. Doch deeze Heerlykheden en Renten moesten ook van den eenen op den anderen Zoon of derzelver kinderen en nakomelingen versterven, en, by mangel derzelven, aan de erfgenaamen des Prinsen komen. Aan juffrouwe van Mechelen, Moeder deezer twee Zoonen, maakte hy eene Lyfrente van vierduizendtweehonderd guldens 's jaarsGa naar voetnoot(i).’ By een afzonderlyk Codicil, besprak de Prins aan vyf Bastaarden, gelyk hyze noemt, vierduizend guldens 's jaars aan eenen Zoon, drieduizend aan eenen anderen, en aan drie Dogters, tweeduizend guldens 's jaars ieder. Het Lyk zyner Doorlugtigheid werdt, volgens zyne begeerte, in 't graf zyns Vaders, te Delft, bygezet: 't welk, op den zestienden van Herfstmaand, geschieddeGa naar voetnoot(k). Te Leiden werdt, ten zelfden dage, eene Lykrede gedaan, ter zyner eere; doch buiten kosten van den LandeGa naar voetnoot(l). |
|