Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVIII.
| |
[pagina 492]
| |
de Hanze-Steden begreepen, dat het Verbond van onderlinge bescherming, met de Staaten gemaakt, alleen op Zweeden zag. De Koning van Frankryk hadt, in zyn eigen Ryk, de handen vol werks, en scheen den Hertoge van Beyeren ten hoogste genegenGa naar voetnoot(h). Koning JakobGa naar margenoot+ de I. was, derhalve, de eenigste, die, door 't belang zyns Schoonzoons, tot hiertoe flaauwlyk van hem behertigdGa naar voetnoot(i), behoorde bewoogen te worden, om de Staaten en daardoor ook hem te ondersteunen. Men hadt hem, van hier, een buitengewoon Gezantschap toegeschikt, om hem over te haalen tot het aanneemen der wapenenGa naar voetnoot(k). Doch zyn ouderdom en vreedzaamheid en bovenal de meergemelde Huwelykshandeling, tusschen zynen Zoon Karel en eene Zuster van Spanje, hadden hem, tot hiertoe, verhinderd, een hertig besluit te neemen. Zo zeer helde hy over de Spaansche zyde, dat hy de Vereenigde Staaten, in 't voorleeden jaar, durfde vergen, Willem van Ophoven, Prioor der Predikmonniken te Antwerpen; die, wegens een' aanslag, om Heusden, door verraad, aan de Spaansche zyde te brengen, in hegtenis zat, op vrye voeten te stellen: waarop hem egter weigerend antwoord gegeven was, hoewel Ophoven, naderhand, werdt uitgewisseld, tegen eenen Bevelhebber van Yzendyke, die, diergelyken aanslag op Grevelingen gesmeed hebbende, in 't net gelokt wasGa naar voetnoot(l). Maar in den aanvang deezes jaars, was' er iet voorgevallen, | |
[pagina 493]
| |
welk den Koning van gedagten deedt veranderen. De Huwelykshandeling, nu op 't punt van ten einde gebragt te worden, was plotselyk afgebroken, zonder dat 'er de eigenlyke oorzaak ooit klaarlyk van gebleeken is; hoewel sommigen vermoeden, dat 'er de Vereenigde Staaten onder geroeid hebbenGa naar voetnoot(m). Koning Jakob heeft, naderhand, verklaard, dat het wedergeeven van de Palts een der voorwaarden van het Huwelyk zou geweest zyn; dat Filips de IV. deeze voorwarde niet hadt willen naarkomen, en dat de onderhandeling hierop afgebroken wasGa naar voetnoot(n). Wat 'er van zy; de Staaten, Karleton, door Prinse Maurits, eerst nader gepolst hebbendeGa naar voetnoot(o), namen 'er aanleiding uit, om François van Aarsens, Heer van Sommelsdyk en de Plaate, en Albert Joachimi, Ridder, Heer van Oostende en Odekensterke, in Sprokkelmaand, naar Engeland te zenden: die; nevens Noël van Karon, gewoonlyken gezant der algemeene Staaten, op den vyfden van Zomermaand, te Londen, een Verbond slootenGa naar margenoot+ voor den tyd van twee jaaren ten minste, strekkende tot verzekerdheid der wederzydsche Ryken en Staaten, en om 's Konings Schoonzoon, den Keurvorst Paltsgraave, in deszelfs waardigheden en goederen, te doen herstellen. De Koning stondt, by het zelve, den Staaten toe ‘het ligten van zesduizend man in zyne Koningkryken, die, binnen zes weeken, herwaards gevoerd, en door den | |
[pagina 494]
| |
Koning betaald zouden worden, mids hem de Staaten, na 't einde des oorlogs, 't zy door eene Vrede of door een lang Bestand, de uitgeschooten' penningen voldeeden. De Staaten verbonden zig, daarentegen, den Koning, in geval men hem, in zyne Ryken, den oorlog aandeedt, met vierduizend man, te zullen ondersteunen, te betaalen, door de Staaten, die hun verschot, ook na 't einde des krygs, van den Koning te rug zouden bekomenGa naar voetnoot(p).’ In gevolge van dit Verbond, werden, eerlang, zesduizend man herwaards ingsscheept. De Koning deedt ook twaalfduizend man werven, die onder den Graave van Mansfeld dienen zouden, om de Palts te herwinnen. Mansfeld zelf was in Engeland gekomen, om deeze werving te bevorderen. Men verzogt den doortogt voor deeze troepen aan den Koning van Frankryk, die dubbelzinnig antwoord gaf. Men keerde zig toen tot de Infante Izabelle, die rondelyk verklaarde, dat zy geene magt hadt, om doortogt naar het Duitsche Ryk te verleenen. Mansfeld ging egter scheep; doch voor Calais genaderd, wilde men hem niet aan land laaten komen, met zyn volk. Hy wendde dan den steven naar Zeeland, daar hy dezelfde zwaarigheden ontmoette. De Zeeuwen verklaarden, geenen leeftogt te hebben, voor zo veel manschap. Men zondt naar Londen en naar den Haage, om de zwaarigheden weg te neemen. Ondertusschen stierf het volk, door ongemak, op de schepen, in grooten getale. Men meent, dat 'er | |
[pagina 495]
| |
slegts een derde van overgebleeven was, toen menze, eindelyk, aan land liet komen, daar zy nog meest verliepen, of onder de zesduizend man, te vooren geworven, gesteken werden; zo dat 'er, van die tweede Leger, niets in wezen bleefGa naar voetnoot(q). Koning Jakob was, nogtans, zo ver vervreemd van eenige nadere verbindtenis met Spanje, dat hy, kort na 't afbreeken der Huwelykshandeling te Madrid, over een Huwelyk tusschen Prins Karel, zynen Zoon, en eene Zuster des Konings van Frankryk, in onderhandeling tradt, welk, in 't volgende jaar, voltrokken werdtGa naar voetnoot(r). |
|