Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI.
| |
[pagina 485]
| |
stemmen durfden. Om aeeze zwaarigheden te voorkomen, hadden de Steden, in 't voorleeden jaar, beslooten, de benoeming der jaarlyksche Wethouderen niet meer te zenden aan den Stadhouder en 't Hof; maar aan den Stadhouder, den drie Afgevaardigden Staaten uit de Steden, en den drie Raaden, die, van wege de Steden, in den Hove zaten; zig grondende, op het Berigtschrift voor 't Hof, waarby beraamd was, dat de tegenwoordige voet van 't bestellen der Wet gevolgd zou worden, tot dat, daarin, by de Steden, andere schikking zou worden gemaakt. Maar 't Hof, of de negen Raaden kantten zig tegen dit besluit der Steden, verdedigende het tegenwoordig gebruik, in een Vertoog, welk op de Landschaps Vergadering ingeleverd werdt. De Staaten des Landschaps of de meerderheid derzelven viel den Hove toe, verbiedende, in den aanvang deezes jaars, het invoeren der nieuwigheid, door de Steden beraarnd. De Wet werdt dan besteld op den ouden voet, zonder dat ergens eenige tegenstand van belang geschiedde, alzo men verscheiden' dienende Wethouders, door hoop om aan te blyven, of vrees van te zullen verlaaten worden, wankelmoedig gemaakt hadt. De twist over de belastingen werdt dus niet weggenomen; maar slegts gedempt voor eene poosGa naar voetnoot(y). |
|