Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 448]
| |
XXI.
| |
[pagina 449]
| |
brengen, dat het boek niet meermaalen gedrukt en van veelen gelezen is, en, in laater' tyd, de algemeene goedkeuring weggedraagen heeft. 't Plakaat, waarby dit Boek verbooden werdt, verklaarde den Schryver ook straf baar aan lyf en goed: 't welk hem gelegenheid gaf, om Koning Lodewyk den XIII. te verzoeken, om deszelfs bescherming, die hem, gunstiglyk, verleend werdtGa naar voetnoot(d). Joan de Haan, gewezen Pensionaris van Haarlem en nu Raad van den Hertoge van Holstein, meende, dat de Groot, in deeze zyne Verantwoording, niet klaar genoeg gesproken hadt van de eigenlyke oorzaaken der veranderinge in den staat des Lands. Hy moest, zyns oordeels, vooral, duidelyk getoond hebben ‘wie dien toeleg overlang by zig zelven hadt bedagt, om, met vernietiging van 's Lands vry- en geregtigheden, en verdrukking der voornaamste, oudste en getrouwste Patriotten, te geraaken tot meerder of onbepaald gezag.’ Doch de Groot was van gedagten, dat de tegenwoordige toestand der zaaken in Frankryk niet gehengde, dat hy vryer en openlyker schreeveGa naar voetnoot(e). Ondertusschen, ziet men hieruit, hoe zeer sommigen van hun, die der oude Regeeringe gunst toedroegen, gebeeten waren op hem, dien zy voor de voornaamste oorzaak hielden van de verandering des jaars 1618. Doch dit bleek nog veel duidelyker, in Sprokkelmaand des volgenden jaars, toen men eenen aanslag op het leeven van Prinse Maurits ontdekte, | |
[pagina 450]
| |
aan welken eenigen, die, by de gemelde verandering, hunne ampten kwyt geraakt waren, en eenige bekende Remonstranten deel hadden. 't Zal der moeite wel waardig zyn, dat wy den aanleg, voortgang en uitslag deezer roekelooze onderneeming, omstandiglyk, ontvouwen. |
|