Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.
| |
[pagina 388]
| |
uit het bewind der Hooge Schoole, en Jonkheer Joan van Wassenaar en Duivenvoorde, Heer van Duivenvoorde, Heer Adriaan Pauw, Ridder, en Meester Rochus van den Honaart, Raad in den Hoogen Raade, werden tot nieuwe Curateuren benoemdGa naar voetnoot(i). Deezen stelden, in Hooimaand, Gerardus Joannes Vossius, Regent, en Kaspar Barlaeus, Onder - Regent van het Theologisch Kollegie, uit hunne ampten. De eerste werdt, daarna, Professor der Welspreekendheid, te Leiden, en vervolgens Professor der Historien op de Doorlugtige Schoole te Amsterdam. De andere, die, door de Zuidhollandsche Sinode, tot alle Kerkelyke diensten, onbekwaam verklaard was, tekende de Acte van Stilstand, en werdt, na eenigen tyd, ook tot Professor der Welspreekendheid, op de zelfde Doorlugtige Schoole, te Amsterdam, beroepen. Festus Hommius, die Scriba op de Sinode geweest was, werdt Regent in Vossius stede. De Remonstrantschgezinde Studenten werden ook uit het Kollegie gezetGa naar voetnoot(k). Voorts, werdt de Hooge Schoole voorzien van Professoren, die der Sinodaale Leere waren toegedaan. Midlerwyl, hielden de byzondere Sinoden zig bezig, met het schorsen en afzetten van Predikanten, die voor Remonstrantsch bekend waren, of verdagt gehouden werden. De Rectoren en Schoolmeesters der Latynsche en andere Schoolen liet men, daarna, ook de Sinodaale Kanons aanneemen, by schriftelyke Acte. Ook werdt zulks, op sommige plaatsen, den Orgelisten af- | |
[pagina 389]
| |
gevorderdGa naar voetnoot(l). In Holland niet alleen; maar ook in 't Stigt, in Gelderland en in Overyssel, werden de Remonstrantschgezinde Predikanten afgezet van hunnen dienstGa naar voetnoot(m). 't Getal derzelven beliep, in 't geheel, omtrent tweehonderd, van welken 'er omtrent tagtig ten Lande uit gebannen werden. Zeventig omtrent tekenden de Acte van Stilstand: van welken 'er omtrent twintig hunne tekening herriepen. Ruim veertig weeken, in deezen tyd en sedert, af van de Remonstranten, onder welken 'er eenige weinigen waren, die tot de Roomsche Kerke overgingen, of tot een ergerlyk leeven vervielen. De meesten koozen de zyde der Contraremonstranten. Eenigen hielden zig op zig zelven, zonder zig by eenige gezindheid te voegenGa naar voetnoot(n). |
|