Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXX.
| |
[pagina 373]
| |
door den raad zyner vrienden, beweegen, om vergiffenis te verzoeken van de algemeene StaatenGa naar voetnoot(b), welke hem, op den negenentwintigsten van Bloeimaand, verleend werdt: doch, onder deeze heimelyke voorwaarden ‘dat hy zig eene maand onthouden zou op zyn Huis te Moersbergen, tot beschikking zyner byzondere zaaken, zonder, aldaar, met iemant, te mogen spreeken, buiten bewilliging van Graave Ernst Kasimir van Nassau, die, ten dien einde, vier of vyf soldaaten op't Huis zou leggen. Dat hy, daarna, ten Lande uit vertrekken, en 'er zes jaaren buiten blyven zou, zonder egter, na verloop van dien tyd, daar wederom binnen te mogen komen, dan op uitdrukkelyk verlof van hunne Hoog-Mogendheden, en van de Staaten van Utrecht.’ Hy werdt dan naar zyn Huis, te Moersbergen, gevoerd, en van daar, den vyfden van Hooimaand, naar Welle, in 't Land van Kleeve. Van hier trok hy, eerlang, naar Holftein; daar hy eenige jaaren verbleef, tot dat de zaaken, hier te Lande, derwyze, veranderden, dat hem vergund werdt, zyne dagen in zyn Vaderland te eindigenGa naar voetnoot(c). |
|