Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII.
| |
[pagina 312]
| |
stoel, hoog te agten.’ Zy gebruikten nog andere redenen, tegen de afvaardiging naar Holland. Doch de Heer Pieter van Brederode, wat laater, uit den naam der algemeene Staaten, in Zwitserland gekomen, hadt de Regeering bewoogen, zonder dat men wist door welke redenen, om in het afzenden van eenige Godgeleerden te bewilligenGa naar voetnoot(h). Op den dertienden van Slagtmaand, werdt de Sinode aangevangen, met twee Predikaatsien, eene in de Nederduitsche, en eene in de Walsche spraake. De eerste geschiedde, door Bathazar Lydius, Predikant te Dordrecht. Daarna, begaven zig de Gemagtigden der algemeene Staaten, de Professoren, Predikanten en Ouderlingen, die tot de Sinode gezonden waren, naar de Stads Doele, daar men vergaderen zou. Van hier, werden eenigen gezonden, om de uitheemsche Godgeleerden af te haalen. Zy werden, in de Doele, verwelkomd, door de Heeren Politiken of Gemagtigden der algemeene Staaten. Deezen waren, in 't geheel, agttien in getal: doch sommigen woonden de SinodeGa naar margenoot+ niet by. De inlandsche Kerkelyken waren vyf Professoren, zesendertig Predikanten en twintig Ouderlingen, boven de twee Remonstrantsche Predikanten en een' Ouderling, uit het Stigt. 't Getal der uitheemschen beliep agtentwintigGa naar voetnoot(i). De Leden gezeten zynde, deedt Balthazar Lydius, Predikant te Dordrecht, een gebedGa naar voetnoot(k), en Martinus Gregorius, die thans onder de Politiken voorzat, eene aan- | |
[pagina 313]
| |
spraak, tot opening van de Sinode: waarna hy den last, hun door de algemeene Staaten gegeven, deedt voorlezenGa naar voetnoot(l). Alles geschiedde, in de Latynsche taale, ten dienste der uitheemschen. In de tweede zitting, die, 's anderendaags,Ga naar margenoot+ gehouden werdt, verkoos men Joannes Begerman, Predikant te Leeuwaarden, tot Praeses, of Voorzitter; Jakobus Rolandus en Hermannus Faukelius, Predikanten te Amsterdam en te Middelburg, tot Assessoren, of Byzitters; en Sebastiaan Damman en Festus Hommius, Predikanten te Zutfen en te Leiden, tot Scriben of SchryversGa naar voetnoot(m). Alle deezen waren voor yverige Contraremonstranten bekend; hoewel Damman, voor deezen, Arminius hadt aangehangenGa naar voetnoot(n). Voorts, tradt men, in de derde zitting des nademiddags, tot het onderzoek der Geloofsbrieven van de Sinodaale LedenGa naar voetnoot(o). En alzo men, reeds te vooren, vastgesteld hadt, voornaamlyk van de vyf punten te handelen, werdt, terstond hierna, beraadslaagd, om eenige Remonstranten te daagen voor de SinodeGa naar voetnoot(p). Deezen, midlerwyl, te Leiden vergaderd, ontwierpen een Vertoog aan de Sinode, waarby zy verzogten, als Leden, in dezelve, te mogen verschynen; niet als gedaagden. Doch dit Vertoog vondt geen' ingangGa naar voetnoot(q). De brieven, waarmede dertien Remonstranten werden gedaagd, werden, terstond hierna, afgezonden. Terwyl men naar de gedaagden toefde, han-Ga naar margenoot+ | |
[pagina 314]
| |
delde men, in verscheiden' zittingen, over eene nieuwe Nederduitsche overzetting der H. Schriften, die, sedert, by der hand genomen, en uitgevoerd werdt; over 't prediken van de Catechismus; over de Catechisatien; over 't doopen der Kinderen van Heidensche ouderen; over 't voorbereiden der Studenten in de Godgeleerdheid, en over't drukken van ergerlyke boekenGa naar voetnoot(r). Ga naar margenoot+De gedaagde Remonstranten en eenige anderen, midlerwyl, binnen Rotterdam, geraadpleegd hebbende, op 't gene hun, in de Sinode, te doen stondtGa naar voetnoot(s), begaven de eersten zig naar Dordrecht, daar zy, den vyfden van Wintermaand, aankwamen. De Professor Simon Episkopius was één deezer gedaagden; schoon hy, te vooren, nevens Polyander, als een medelid der Sinode, tot dezelve, genodigd geweest wasGa naar voetnoot(t), in welke hoedaanigheid, hy nu, te vergeefs, zogt erkend te worden. Hy en de anderen gingen, terstond, de uitheemschen begroeten, hun, te gelyk, een schriftelyk Berigt overleverende van den staat der geschillenGa naar voetnoot(u). De Utrechtsche afgezondenen uit de Remonstranten, die, tot hiertoe, als Leden der Sinode, waren aangemerkt, werden, in de drieëntwintigste zitting, door den Voorzitter Bogerman, vermaand, om zig by de gedaagden te voegen, waartoe de twee Predikanten, des anderendaags, beslootenGa naar voetnoot(v). Ga naar margenoot+Doch, in deeze zelfde zitting, op den ze- | |
[pagina 315]
| |
venden van Wintermaand, verscheenen de gedaagde Remonstranten voor de Sinode. Episkopius deedt toen eene sierlyke en wydluftige Redevoering, strekkende, om de inzigten der Remonstranten, toe voortplanting der waarheid, en tot verhoeding van scheuring, te verdedigen, en de Contraremonstranten in 't ongelyk te stellen. 't Kort begrip kwam uit, op deeze drie punten. ‘1. Dat de Remonstranten de raauwe of harde gevoelens van sommigen, over't stuk der Goddelyke Voorschikking, altoos hadden tegengesproken. 2. Dat zy de scheuring, hierom, voor eenig Sinodaal oordeel, gemaakt, mispreezen hadden. 3. Dat zy de onderlinge verdraagzaamheid over de verschillende punten hadden voorgestaan: waarby nog gekomen was het toeschryven van de hoogste magt aan de Overheid, in Kerkelyke zaaken.’ Hy sloot, met een verzoek ‘dat men zig aan hun kleen getal niet stooten wilde, en zig alleen met de H. Schrift en gezonde reden tegen hen behelpenGa naar voetnoot(w).’ Toen Episkopius uithadt, begeerde Bogerman, dat hy een affchrift der Rede overleveren zou. Hy antwoordde, dat hy 'er geen hadt, welk net genoeg gesteld was, of, gelyk eldersGa naar voetnoot(x) gemeld wordt, dat hy 't netter zou uitschryven. Men verstondt hem zo,Ga naar margenoot+ dat hy ontkende, eenig ander affchrift in 't geheel te hebben: 't welk, toen men't naderhand gewaar werdt, gelegenheid gaf, dat hy, voor de Sinode, wegens onopregtheid en kwaade | |
[pagina 316]
| |
trouwe, bestraft werdtGa naar voetnoot(y). Maar nu vorderde Daniel Heinsius, Sekretaris der Politiken, dat hy 't affchrift, welk hy voor zig hadt, overgaf, nadat het eerst, door alle de gedaagden, getekend was. Dit geschiedde, terstond. Bogerman bestrafte hem ook ‘dat hy anderhalf uur gesproken hadt, zonder, op zyn verzoek om verlof tot spreeken, behoorlyk antwoord af te wagten; daarby voegende, dat het gedaagden niet paste eerst te spreeken; maar te hooren, wat men hun hadt voor tehoudenGa naar voetnoot(z).’Ga naar margenoot+ Hierna, werdt de Sinodaale eed gedaan, waarby beloofd werdt ‘in het oordeel over de geloofsgeschillen, geenerlei menschelyke schriften, maar Gods woord alleen, voor eenen zekeren en onfeilbaaren regel des geloofs, te zullen gebruiken, en, in deeze gantsche handeling, niet dan Gods eer, de rust der Kerke, en, bovenal, de behoudenis van de zuiverheid der Leere te zullen voor oogen hebben.’ Doch in 't vorderen van deezen eed, werden de Utrechtsche RemonstrantenGa naar margenoot+ voorbygegaanGa naar voetnoot(a). In de volgende zitting, deeden de Remonstranten een tweede Vertoog, waarin zy beweerden, dat de Sinode hun wettige Regter niet zyn kon, te gelyk, eenige voor waarden opgeevende, welken zy, in eene wettige Sinode, vorderdenGa naar voetnoot(b). Doch over dit Vertoog werden zy scherp bestraft, door den President, dien zy, op hunne beuit, onbeschroomd, te keer gingen. Ook verwierpen de | |
[pagina 317]
| |
Politiken de voorwaarden, door hen gevorderd. De Remonstranten verdedigden zig, daarna, schriftelyk, tegen de bestraffing, die hun gedaan was, en slooten, met ernstige aantuiging, dat zy de Sinode voor geenen wettigen Regter konden houden; schoon zy, desonaangezien, bereid waren, hunne Leer, voor dezelve, te verdedigen. Doch de Sinode, met naame de uitheemschen, hielden deeze aantuiging voor ongegrondGa naar voetnoot(c). De Remonstranten kwamen toen, in de eenendertigsteGa naar margenoot+ zitting, op den dertienden van Wintermaand, tot net voorstellen van hun gevoelen, op het eerste der vyf punten. Daarna gavenze hun begrip van de vier andere punten, te gelyk, over: daarby voegende eenige redenen, waarom zy niet slegts verklaarden wat zy gevoelden, maar ook wat zy niet gevoelden, aangaande de betwistte Leeringen, en in 't byzonder, waarom zy ook, tegen de vermaaning des Presidents, van de Verwerping gehandeld haddenGa naar voetnoot(d). Toen vorderde Bogerman hun ook hunne bedenkingen af, op de Belydenis en Catechismus. Doch zy weigerden zig, deswege, te verklaaren, voor het afhandelen der vyf punten. Heinsius geboodt het hun, daarna, uit den naam der Politiken. Doch zy bleeven 't nog al weigeren. Men ondervraagde hen, hoofd voor hoofd, ofze eenige bedenkingen hadden? sommigen zeiden, neen. Anderen antwoordden, met onderscheidingGa naar voetnoot(e). Doch alzo, hieruit, eenig verschil onderGa naar margenoot+ | |
[pagina 318]
| |
hen gevreesd werdt, beslooten zy, daarna, hunne Bedenkingen over te geevenGa naar voetnoot(f). Nu moest men komen, tot het verdedigen en wederleggen van de punten, door de Remonstranten ingeleverd, waaromtrent zy meer vryheid vorderden, dan de Sinode hun wilde toestaan. Zy begeerden, dat men hun toeliete, nevens het voorstellen van hun gevoelen, ook dat van hunne partyen te wederleggen. Doch dit laatste werdt hun, door de Sinode, geweigerd. De Gemagtigden der Staaten gebooden hun, zig naar't besluit der Sinode te voegen. Doch zy verklaarden, dit van zig zelven niet te konnen verkrygen. Ook gavenze redenen van deeze hunne weigering, in eenen beslooten Brief, die, niet voor 's nademiddags, in de Sinode, gelezen werdt. Men hadt toen eenige boeken der Remonstranten in de Sinode gebragt, uit welken men hen begon te ondervraagen. Doch zy weigerden, op deeze ondervraagingen, te antwoordenGa naar voetnoot(g). Na veel over- en wederspraak, gaf men hun nog eenige uuren tyds, om zig nader te bedenken. De Sinode raadpleegde, midlerwyl, ook, op't gene haar te doen stondt, met geslooten' deurenGa naar voetnoot(h). Zy besloot, eindelyk, den Remonstranten aantebieden ‘dat zy, over de punten, die men hun voor te houden hadt, meest zulken zou vraagen, die, onder hen, voor de vaardigsten en geoefendsten gehouden werden, en dat deezen, in 't antwoorden, ook zouden | |
[pagina 319]
| |
mogen aanwyzing doen van Leeringen, die, hier te Lande, door Hervormde Leeraars, voorgestaan werden, en, huns oordeels, met Gods woord streeden.’ De Remonstranten verzogten tyd van beraad, en verklaarden, daarna, schriftelyk, op den negenentwintigsten van Wintermaand ‘dat zy gezind waren, eerst van de Verkiezing te handelen, en daarna van de Verwerping, met verdediging van hun eigen, en wederlegging van het strydig gevoelen.’ Doch de Sinode begeerde hun dit niet toe te staan. Men vraagde hun ‘of zy zig aan het jongste Besluit der Sinode wilden ondenverpen, of niet?’ Zy antwoordden ‘dat zy zulks niet konden doen, dan in overeenkomst met de schriftelyke Verklaaring, door hen ingeleverdGa naar voetnoot(i).’ De Gemagtigden der Staaten hielden dit hun gedrag voor ongehoorzaamheid, en deeden, terstond, eene bezending naar den Haage, om het goeddunken der algemeene Staaten hierop te verstaanGa naar voetnoot(k). Deezen begreepen ‘dat de Remonstranten zig behoorden te onderwerpen, of dat de Sinode, deedenze 't niet, hunne Leer, uit hunne overgeleverde en andere Schriften, oordeelen mogt.’ Men gaf hun hiervan kennis, op den derden van Louwmaand des volgenden jaars. De President Bogerman deedt hun toen ook verscheiden' vraagen, aangaande de Leere; waarop zy weigerden te antwoorden. Hierop, ontstondt veel over- en wederspraak. Eindelyk, vermaande de Raadsheer Martinus Gregorius de Remonstranten tot | |
[pagina 320]
| |
gehoorzaamheid, alzo men hun, zeide hy, vryheid liet, tot voorstellen en wederleggen. Laat men ons dit toe, vraagde Episkopius, zo veel, als wy zelven zullen noodig agten? ‘Neen, hernam de Raadsheer, zo veel als de Sinode zal noodig agten.’ Kort hierna, scheidde de VergaderingGa naar voetnoot(l). Men hieldt, sedert, eenige zittingen, waarin overlegd werdt, hoe men verder hadt te handelen met de RemonstrantenGa naar voetnoot(m), Daarna, werden zy wederom geroepen. De President zeide toen ‘dat het gantsche verschil de orde betrof. De Remonstranten wilden eerst hun gevoelen verklaaren, en de Sinode wilde, dat zy eerst, op eenige vraagen, antwoorden zouden:’ waarop Episkopius hernam, zo dit alleen 't verschit is; men levere ons de vraagen; wy zullen 'er op antwoorden, en, 't gene wy meer te zeggen hebben, in ons antwoord, invoegen. Veelen meenden, dat men 't toen gevonden hadt. Maar de President weigerde, de vraagen over te geeven, beweerende, dat zulks, naar regte, niet gebruikelyk was. De Remonstranten vertrokken zynde, vraagde de President ‘of men hen, ziende hunne hardnekkigheid, niet uit hunne schriften behoorde te oordeelen?’ In de volgende zitting, deedt hy den zelfden voorslag. Veelen onder de uitheemschen meenden, dat men den Remonstranten de vraagen behoorde te leveren, en hen, daarop, naar welgevallen, laaten antwoorden. Doch de meeste inlandschen begreepen 't anders. Ook stemden de Politiken, | |
[pagina 321]
| |
dat men de Remonstranten oordeelen zou, uit hunne schriften. 't Besluit, hierop, door de Politiken, genomen, werdt hun, den elfden van Louwmaand, aangekondigd. Men gaf hun, voorts, nog eenige dagen tyd, om nog iets over het eerste der vyf punten over te leveren, 't gene omtrent gereed was. Midlerwyl, handelden de Heeren Polidken, in 't byzonder, met de Remonstranten. Doch zonder vrugt. De RemonstrantenGa naar margenoot+ booden aan ‘op de vraagen, hun, door den President, over de vyf punten, voorgesteld, of nog voor te stellen, te zullen antwoorden: en hun antwoord, te gelyk met hunne verklaaring over ieder punt, schriftelyk, te zullen overleveren; mids men hun toeliete, zulks, op zulk eene wyze, te doen, als zy, den negenentwintigsten van Wintermaands begeerd hadden.’ Maar menGa naar margenoot+ vorderde ‘dat zy, op de vraagen, by monde ‘of geschrifte, naar gelegenheid van zaaken, antwoorden zouden,’ zonder dat men repte van de wyze, te vooren, door hen voorgeslaagen. En hierin konden de Remonstranten niet bewilligenGa naar voetnoot(n). Men ontboodt hun, den veertienden van Louwmaand, in de zevenenvyftigste zitting der Sinode. Zy bemerkten ras, dat de uitheemschen, oordeelende, dat zy te styf stonden op de wyze der handelinge, hun nu tegen gevallen waren. Zy gaven de redenen van hun voorig besluit, in geschrifte, over: ook hunne Verklaaring over het eerste der vyf Artikelen, met aanbieding van, op gelyken voet, | |
[pagina 322]
| |
te willen voortgaan, tot de overigen. De President vraagde hun, of zy nog bleeven, by 't gene zy, in dit Geschrift, ter nedergesteld hadden. Zy verklaarden, van ja. Toen deedt hy 'tGa naar margenoot+ hen allen ondertekenen: waarna hy hen, met eenescherpe Rede, uit de Sinode zettede, welk lot zy, zeide hy, hunner eigene styfzinnigheid hadden te wyten. Ook verzuimde hy niet, hun, met de Kerkelyke straffen, te bedreigen, sluitende, eindelyk, met deeze woorden, Ik geef u dan, uit den naam der Heeren Gemagtigden en der Sinode, uw afscheid. Men ontslaat u. Gaat heenen. Zy deeden 't, terstond: doch kreegen, in 't uitgaan, bevel van de Politiken, welk hun, ook te vooren, reeds meer dan eens, gegeven was, om, zonder nader' last, niet uit Dordrecht te VertrekkenGa naar voetnoot(o). 't Geschil, by welks gelegenheid, de Remonstranten uit de Sinode gezet werden, scheen, in den eersten opslag, van klein gewigt.'t Betrof alleen de wyze, waarop zy hunne Leer verdedigen, en de Leer hunner partyen wederleggen zouden mogen. De Sinode wilde hun, omtrent deeze wyze, de wet stellen. Zy begeerden zig, daarin, naar hun welgevallen, te gedraagen. Doch als men aanmerkt, dat alle de Leden der Sinode geen eenerlei begrip hadden, omtrent het Leerstuk der Goddelyke Voorschikking, en dat de Leer der Verwerpinge, in 't byzonder, waarvan de Remonstranten, uitvoerig, wilden handelen, aan merkelyke zwaarigheden onderhevig was, kan men ligtelyk begrypen, waarom de Sinode den Re- | |
[pagina 323]
| |
monstranten de wyze van verdedigen en wederleggen wilde voorschryven, en waarom zy die aan zig zelven houden wilden. De Remonstranten meenden, hun voordeel te zullen konnen. doen met de verschillende begrippen der Leden van de Sinode; wanneer men hun toeliet, breedspraakig, te handelen van de Verwerpinge. Maar de Sinode vondt niet geraaden, hun zo veel voordeels te gunnen. Na dat zy uit de Sinode geslooten waren,Ga naar margenoot+ liet men hun aanzeggen, dat zy hunne Verklaaring, over de vier overige punten, in geschrist stellen en der Sinode overleveren konden. Zy deeden dit, zo uitvoerig, dat men veele zittingen doorbragt, met hunne schristen te leezen en te overweegen, by welke gelegenheid, nu en dan, hevige geschillen ontstonden, tusschen eenige Leden der SinodeGa naar voetnoot(p). De algemeene Staaten, sedert, de handelingen der Sinode, tot hiertoe gehouden, hebbende goedgekeurd, deedt haar egter, door den Sekretaris Heinsius, vermaanen, dat zy zig zou haastenGa naar voetnoot(q). Men tradt dan, tot het onderzpek en de wederlegging der vys Remonstrantsche punten; zonder egter alles te leezen, wat de Remonstranten, ter hunner verdediging, hadden ingeleverd. De Politiken en veele Leden der Sinode Klaagden zeer, over de langheid hunner schristen. Sommigen zeideh, dat de Sinode wel twaalf jaaren zitten mogt, zo menze allen zou moeten onderzoekmGa naar voetnoot(r). |
|