Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIII.
| |
[pagina 297]
| |
de algemeene Staaten, gegeven werdtGa naar voetnoot(a). Terstond hierna, begon men den Advokaat te ondervraagen, op den vystienden van Slagtmaand,Ga naar margenoot+ in de tegenwoordigheid van Zwieten, Muis, Pauw en Bruinink. Voor 't onderzoek, verklaarde de Advokaat ‘dat het gene hy zou zeggen strekken zou tot voorstand der regten zyner meesteren, de Staaten van Holland en Westfriesland.’ Voorts, beweerde hy, dat den algemeenen Staaten geen regt toekwam, om zynen persoon vast te houden.’ Het onderzoek duurde wel twintig dagen agtereen, dikwils voor- en nademiddag. Doch van 't gene hem, in dien tyd, over verscheiden' zaaken, lang en kort voorleeden, verrigt of gesproken, gevraagd werdt, en van 't gene hy 'er op antwoordde, vindt men, myns weetens, nergens, iet byzonders gemeld. TerwylGa naar margenoot+ hy, de eerste reize, verhoord werdt, deedt men alle zyne papieren en aantekeningen, uit zyne kamer, haalen, waarvan hem, daarna, alleenlyk een gedeelte wedergegeven werdtGa naar voetnoot(b). Hogerbeets onderging dit zelfde lot, na dat men ontdekt hadt, dat hy eenige berigten, van buiten, hadt weeten te bekomen. Zwieten, Manmaaker en Sylla, op den dertigsten van Slagtmaand, by hem gekomen zynde, vraagden hem, wat brieven by, in Bloeimaand laatstleeden, naar Antwerpen gezonden hadt, en aan wien? Hy antwoordde, dat hy novit eenige brieven, aan iemant, in vyanden landen woonende, naar Antwepen of naar elders, geschreeven of gezonden hadt. | |
[pagina 298]
| |
Zwieten riedt hem, voor zig te zien, naardemaal de Heeren wel onderrigt waren van 't gene zy hem voorstelden. Doch hy bleef by zyn voorig antwoord. Sylla hervraagde, wat kennis by aan Pater Tempel hadt? Hogerbeets antwoordde, dat by hem niet kende, noch ooit, zyns weetens, gezien hadt? Waarop de Heeren vertrokken, zonder iet aan te tekenenGa naar voetnoot(c). |
|