Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 283]
| |
daardoor, benadeeld gerekend zouden worden: ook buiten krenking van de eere, goeden naam en faam der zulken, die verlaaten werdenGa naar voetnoot(x).’ In 't kiezen der nieuwe Westhouderen, bediende zyne Doorlugtigheidzig, gemeenlyk, van den raad der zulken, die, in elke Stad, meest voor de Contraremonstranten geyverd hadden, en gerekend werden, zulken, die 't met hen eens waren, best te kennen. Zy voorzagen den Prins, gemeenlyk, van een' lyst der genen, die zy bekwaam hielden tot de Regeeringe; waarnaar zyne Doorlugtigheid zig, doorgaans, schikte, in het doen der keuzeGa naar voetnoot(y). Doch van de verandering over 't geheel oordeelde elk, naar hy gezind was De Contraremonstranten preezen dit werk, hemelhoog, en hielden 't voor den grootsten dienst, dien de Prins den Staat en der Kerke immer gedaan hadtGa naar voetnoot(z). De Remostranten, en zy, die der Remonstrantsche zyde toegedaan waren, spraken 'er, daarentegen, kwalyk van, oordeelende, dat men de beste en eerlykste Liefhebbers des Vaderlands, onder welken 'er waren, die de belegeringen van Haarlem, Leiden en Alkmaar hadden doorgestaan, uit het bewind, gezet hadt, om hunne zaak, te zekerer, te onderdrukkenGa naar voetnoot(a). Maar de Staaten van HollandGa naar margenoot+ beslooten, den zestienden vanSlagtmaand, den Prins nu in den Haage wedergekeerd, plegtiglyk te danken, voor 't gene hy verrigt hadt, de gemaakte veranderingen volkomen goedkeurende en bekragtigende. Hiervan | |
[pagina 284]
| |
werdt eene Akte gemaakt, waarby de Staaten verklaarden ‘dat zy, na ryp beraad, met eenpaarige bewilliging en volkomen' magt, verstonden, dat zyne Doorlugtigheid, in deeze niet min dan in zyne voorgaande bedryven, zyne opregte zugt, zorge en trouwe, jegens de Landen van Holland en. Westfriesland, onaangezien menigvuldige gevaaren en zwaarigheden, getoond hadt: waarom zy hem, deswege, bedankten; het verrigtte goedkeurden en bekragtigden; met belofte van de nieuwe Magistraaten, in derzelver wettig gezag, te erkennen, te doen erkennen en te handhaaven; zullende zulke ingezetenen, die dezelven weigerden te eeren en te gehoorzaamen, als verstoorders der gemeene ruste worden gestraft. Ook zouden alle hooge Amptenaars van Regeeringe, Regt en Oorloge gehouden zyn, hiertoe de hand te bieden, en zyne Doorlugtigheid in 't byzonder verzogt worden, ten deezen einde, al wat van zyne hooge ampten en gezag af hing toe te willen brengen. Wyders, zouden 't de Staaten voor aangenaam houden, en 's Prinsen goed oogmerk ondersteunen, zo zyne Doorlugdgheid goedvinden mogt, op de nadere verzekerdheid en rust van eenige Steden, nog eenige voorziening te doen: schoon zy, met dit alles, volgens verscheiden' verklaaringen van den Prinse, niet verstonden, de Traktaaten, Privilegien, vryheden en geregtigheden der Landen in 't gemeen, of der Steden of Ingezetenen in 't byzonder, eenigszins verminderd, of eenigs Ingezetenen, in hunne | |
[pagina 285]
| |
eere, goeden naam en faam, gekwetst te zyn; maar dat dit alles, zo in 't byzonder als in't gemeen, stand grypen zou, alzo zulks voor de rust en dienst der Landen, noodzaakelyk, vereischt werdt, en by de Staaten verstaan was alzo te behoorenGa naar voetnoot(b).’ |
|