Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijIII.
| |
[pagina 253]
| |
alle daadelykheid vermyd werdtGa naar voetnoot(s). Doch ik weet niet, of 't geschied, noch hoe 't opgenomen zy. De Leden kwamen, ten bestemden tyde, wederom samen. 's Daags voor de gevangenis, kwam de Raadsheer Berkhout, met nog iemant, by den Advokaat, hem aanzeggende, dat hy voor zeker zou gevangen worden: waarop deeze, zittende op zyn koelvat, met zyn stokje in de hand, zeide, 't zyn booze menschen, daarby voegende, onder 't ligten van zynen hoed, myne Heeren, ik bedank u voor de waarschuwingGa naar voetnoot(t). Nogtans vondt hy niet raadzaam te wyken. Op den dag der gevangenis zelve, zynde zondag, den negenentwintigsten van Oogstmaand, kwam Uitenbogaard, des morgens ten zeven uuren; by den Advokaat, om hem het inleveren van zeker Vertoog voor de Remonstranten te verzoeken. Hy vondt hem treuriger, dan naar gewoonte, en zittende met zyne rug tegen de tafel; 't welk den Predikant bewoog, den ouden Heer te troosten, met de voorbeelden van veele treffelyke mannen, die, hun Vaderland de beste diensten gedaan hebbende, slegtst beloond waren gewordenGa naar voetnoot(v). Een half uur na 't vertrek van Uitenbogaard, tradt de Advokaat in zyne koets, en reedt, voor't laatst, naar 't Hof. HyGa naar margenoot+ was 'er naauwlyks, of een Kamerling kwam hem aanzeggen, dat zyne Doorlugtigheid hem begeerde te spreeken. Ten dien einde, begaf hy zig naar 't vertrek, daar zulks plagt te geschieden. Doch, uit dit, werdt hy, tersond, in | |
[pagina 254]
| |
een ander vertrek geleid, daar hem Nythof, Luitenant van 's Prinsen LyfwagtGa naar voetnoot(w), uit naame der algemeene Staaten, gevangen nam. Hy verzogt, den Prinse te mogen spreeken.Ga naar margenoot+ Doch 't werdt hem afgestlaagenGa naar voetnoot(x). De Groot, kort daarna, in de Vergadering der Gekommitteerde Raaden gekomen, en staande om te gaan naar die der Staaten van Holland, werdt, op gelyke wyze, ontbooden by den Prinse, daar, zeide men, de Advokaat ook was. Doch hy was pas boven gekomen, of de Kapitein des Armes, Pieter van der Meulen, zeide hem aan, dat hy hem, van wege de algemeene Staaten, in hegtenis nam. Men bragt hem eerst op een' Kamer, daar hy, door twee Hellebaardiers, bewaard werdt: daarna op een klein kamertje, uitkomende op het binnenhof, en, 's avonds, op eene andere Kamer, daar hy, drie dagen en drie nagten, bleef, met geslooten' venstersGa naar voetnoot(y).Ga naar margenoot+ Met Hogerbeets, die zig ook omtrent de Kamer der Gekommitteerde Raaden onthieldt, handelde men, op gelyke wyze. Elk werdt in een afzonderlyk vertrek gezet, zonder datzy iet weeten mogten van elkanders hegtenis.Ga naar margenoot+ Dien zelfden morgen, was 'er iemant naar Utrecht gezonden, om den Sekretaris Ledenberg te vangenGa naar voetnoot(z), die, eenige weeken in zyn huis verzekerd geweest zynde, onder een sterk geleide, naar den Haage gebragt, en ook, in een vertrek van't Hof, opgeslooten werdtGa naar voetnoot(a). | |
[pagina 255]
| |
Wie, eigenlyk, het gevangen neemen der drie Heeren, Oldenbarneveld, Hogerbeets enGa naar margenoot+ de Groot, beslooten hadden, staat ons hier, wat nader, aan te wyzen. Sommigen schryven, dat zulks geschied is, door 't beleid van weinigen uit de algemeene Staaten, met zyne Doorlugtigheid, buiten kennis van die van HollandGa naar voetnoot(b). Doch Hogerbeets zelf heeft aangetekendGa naar voetnoot(c), dat het bestemd was, door dezelfden, die, wegens de algemeene Staaten, te Utrecht waren gewest, te weeten de Voogd, Manmaaker en Zwartsenburg; en dat zy 't hadden uitgevoerd, door den Prinse, en daarna eerst, ter algemeene Staatsvergaderinge, alwaar het te vooren nooit voorgesteld was, doen goedvinden. En dit komt, na genoeg,Ga naar margenoot+ overeen met het Register der Resolutien van Holland, alwaar men, op deezen zelfden dag, aangetekend vindt, dar ‘by de Heeren van Mathenes en andere Gedeputeerden, huiden deezen morgen, geweest zynde in de Vergaderinge van de Heeren Staaten Generaal, gerapporteerd werdt, dat, by den President - - vermaan gedaan was, dat, by zyne Excellentie en de Gedeputeerden tot afdanking van de Waardgelders tot Utrecht geweest zynde, by last van de Vergaderinge van de Heeren Staaten Generaal, goedgevonden was, te doen in arrest neemen de persoonen van den Heere van Oldenbarnenveld, Advokaat van 't Land van Holland, en de Pensionarissen Mrs. Rombout Hoger- | |
[pagina 256]
| |
beets en Hugo de GrootGa naar voetnoot(d)’ Doch men moet dan de woorden, by last van de Vergadering van de Heeren Staaten Generaal, niet aan de onmiddelyk volgenden, maar aan de on middelyk voorgaanden hegten. Ten zelfden dage, werden de Heeren Reintze, Lients, Zwartsenburg, Hemert en Dussum, door de algemeene Staaten, gezonden aan die van HollandGa naar voetnoot(e), om hun aan te zeggen ‘dat het vasthouden der drie Persoonen, ten dienste van den Lande, geschied was: hebbende men bevonden, dat de Kerkelyke geschillen, allengskens aangewassen zynde, in den Staat der Regeeringe, gebragt waren; dat dezaak, daarna, met gezag gehandhaafd was, door het aanneemen der Waardgelders, die 't gantsche Land beroerd hadden, en die men, tot herstelling der rust, en om de Sinode beter te doen vorderen, hadt moeten afdanken; dat hier nu bygekomen was, 't gene men te Utrecht ontdekt hadt, dat men den band der Vereeniging hadt zoeken te breeken, waarvan de drie gevangenen de hoofdbeleiders geweest waren; dat men, met zulke verdeeldheden, 't Land niet houden kon; dat, eindelyk, by 't onderzoeken der gevangenen, van alles nader blyken zou, waartoe men verzogt, dat deeze Vergadering de hand bieden wilde.’ De Edelen en meeste Steden antwoordden, hierop ‘dat hun 't gebeurde bedroefde, en van hun als eene schending | |
[pagina 257]
| |
van 's Lands vryheid en geregtigheid werdt aangemerkt; waarom zy begeerden, dat de gevangenen terstond geslaakt werden.’ Doch de zes Steden, Dordrecht, Amsterdam, Schiedam, Enkhuizen, Edam en Purmerende, zeiden, alleenlyk ‘dat zy van 't voorgevallene verslag zouden doen; begeerende, dat alles, midlerwyl, bleeve in staate.’ Ten zelfdenGa naar margenoot+ dage, beslooten de Edelen en meeste Steden, den Prinse, vrymoediglyk, te kennen te geeven ‘dat men, door deeze handelwyze, de hoogheid, vryheid en geregtigheid van 't Land van Holland hieldt gekwetst te zyn; en hem te verzoeken, dat hy 't, als Stadhouder, geliefde te regten.’ 't Geschiecide. Doch de zes Steden deeden 'er, ten zelfden tyde, eene verklaaring tegen, waarby zy de klagte en 't verzoek der andere Leden niet goedkeurden, De Prins antwoordde ‘dat het gebeurde, niet by zyne orde, maar van wege de algemeene Staaten verrigt was; die geloofd moesten worden, zulks niet zonder grond gedaan te hebben; dat hy 't regt van Holland niet betwisten wilde, en dat de Heeren Staaten van Holland 't geschil, welk hierover gevallen mogt zyn, met de Heeren Staaten Generaal, wel zouden weeten te vinden.’ Waarop men besloot, te wagten, met het verden voorstaan van 's Lands geregtigheid, tot op de wederkomst van eenige Leden, die verslag aan hunne Steden deeden; en, ondertusschen, zorg te draagen, dat de gevangenen, van wege de algemeene Staaten, wel werden behandeldGa naar voetnoot(f). |
|