Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.
| |
[pagina 249]
| |
len Contraremonstranten, by welken de Prins, en verre de. meesten van 's Prinsen vrienden en dienaars zig gevoegd hadden. Veelen van deeze Contraremonstrantche Predikanten waren, van ouds, gebeeten op Oldenbarneveld, die, dagtenze, door het dringen op de vaststelling en invoering der Kerkenordening van den jaare 1591, het Kerkelyk gezag te na gekomen wasGa naar voetnoot(o). Hierom, sloegenze te ligter over tot's Prinsen zyde, welke zy merkelyk sterkten. De Advokaat, hiervan niet onbewust, hadtGa naar margenoot+ des te sterker geyverd, om de Kerkenordening van 't jaar 1591 te doen invoeren, verzekerd dat men, door middel derzelve, met der tyd, alomme in Holland, vreedzaame en gemaatigde Predikanten zou konnen bekomen, en minder te dugten hebben, voor beroerten onder't gemeen. Hy begunstigde, om gelyke reden, de zyde der Remonstranten, die der O. verheid groot gezag toeschreeven in Kerkelyke ke zaaken; en hy bragt, door middel van den invloed, dien hy onder de Edelen en onder de Burgemeesters van Leiden hadt, te wege, dat 'er, na Arminius, Professors in de Godgeleerdheid op's Lands Hooge Schoole gekooren werden, die men oordeelde of wist, het gevoelen der Remonstranten te zyn toegedaan: waardoor ook het getal der Remonstrantsche Predikanten, van tyd tot tyd, aanwassen moest. De Wethouders der meeste Steden waren, insgelyks, den Remonstranten gunstig; en alzo deezen de minsten in getal bleeven, zogt men, door verscheiden' Staatsbesluiten, te wege te brengen, dat zy, ten minsten, in de Kerke, verdraagen werden. | |
[pagina 250]
| |
Doch toen men zag, dat de ContraremonstrantenGa naar margenoot+ zig niet hidden aan de Resolutien, staaswyze genomen, en zelfs zig kanteden tegen de Wethouderschap van verscheiden' Steden, welke, haars oordeels, niet genoeg beschermd werdt, door den Prinse; besloot men tot het aanneemen van Waardgelders, die eenen byzonderen eed deeden aan de Magistraaten.Ga naar margenoot+ Zulk een eed, of, ten minsten, eene belofte van gelyke betekenis werdt ook den gewoonen bezettingen, hier en daar, afgevorderd. Al het welke; voornaamlyk, geschiedde, door 't beleid des Advokaats. Doch dit was nieuwe stof tot misnoegen voor den Prinse, die begreep, dat men, op deeze wyze, het gegewoonlyk krygsvolk ontsloeg van den eed, hem als Kapitein Generaal gedaan: en dat men de Waardgelders bezigen wilde, om geloofs-dwang omtrent de Contraremonstranten in te voeren. Van de andere zyde, bragt men, hier tegen, wel in, dat de nieuwe eed niet onbestaanbaar was met den eed aan den Prinse; die, onder anderen, tot het zelfde einde strekte, en dat de Waardgelders, alleenlyk, gebruikt zouden worden, om oproeren te beletten en de Wethouders te beschermen; doch men scheen den Prinse niet te konnen diets maaken, dat hieronder niet iet anders school. Ook hadden sommigen hem zo sterk verzekerd, dat Olden-barneveld zyn gezag zogt te besnoeijen, dat hy het vergen van den nieuwen eed en het aanneemen der Waardgelders als een' stap daartoe aanzag. Ga naar margenoot+'t Gebeurde te Utrecht, kort voor het afdanken der Waardgelders aldaar, sterkte hem | |
[pagina 251]
| |
in deeze gedagten. 't Was klaar genoeg, dat alles hier bestierd werdt, door den Advokaat; die, weetende dat de Prins arbeidde, tot het afdanken der Waardgelders, desonaangezien, bewerkt hadt, dat 'er eene bezending naar Utrecht geschied was, om dit te voorkomen; of, ten minste, de Regeering aldaar zo wel te verzekeren, als, door de Waardgelders, zou hebben konnen geschieden. De last, aan de bezetting op Hollandsche betaaling staande, om de Staaten van Utrecht te gehoorzaamen, was ook, door hem, verworven. Hogerbeets en de Groot waren de bekwaarasten onder de afgezondenen naar Utrecht, en deelden, hierom, in het misnoegen, welk de Advokaat zig, door deeze bezending, op den hals hadt gehaald. Zy hadden, te Utrecht zynde, geraaden, de poorten, te bezetten en de wagten te verdubbelen; en de onwilligheid der Waardgelders om de Staaten en Regeering te beschermen ernstelyk veroordeeld: 't welk de Prins aanmerkte, als eenen geweldigen tegenstand tegen hem, en tegen de Gemagtigden der algemeene Staaten. Al dit gaf dan de naaste gelegenheid tot het besluit, om zig van den Advokaat en van Hogerbeets en de Groot te verzekerenGa naar voetnoot(p). Ik heb, tot hiertoe, nog geen gewag gemaaktGa naar margenoot+ van het vermoeden van Landverraaderye, welk veelen van Oldenbarneveld hadden, om dat het my twyfelagtig gebleeven is, of het ooit regt by den Prinse heeft gehuisvest. Nogtans was, te Utrecht s onlangs, iet verklaard, welk dit vermoeden, eenigszins, scheen te hebben verleevendigd. Wy zullen, hier on- | |
[pagina 252]
| |
der, melden, wat'er ons van voorgekomen zy. Ondertusschen, is, uit het gezeide, op te maaken, dat het voorstaan der Remonstranten, 't veranderen van den eed of 't vergen eener nieuwe belofte van de bezettingen, het aanneemen der Waardgelders, en het gebeurde te Utrecht, al het welke 's Prinsen vrienden hielden te strekken tot onredelyke verkleining van 's Prinsen gezag, voor devoornaamste oorzaaken van de gevangenis der drie Heeren gehouden moet worden. Wy komen nu, tot het verhaal der omstandigheden deezer gevangenis. |
|