Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXX.
| |
[pagina 237]
| |
op de Nationaale Sinode, die te Dordrecht stondt gehouden te worden.’ Doch die van Holland hadden niet bewilligd, in dit antwoordGa naar voetnoot(v). Wat laater, schreef de Heer van Langerak, uit Frankryk ‘dat de Koning geene Predikanten uit zyn Ryk op de Sinode wilde laaten gaan, om dat men hem geene voldoening gegeven hadt omtrent zyne klagten, over François van Aarsens, Heere van SommelsdykGa naar voetnoot(w).’ 't Stuk der Sinode werdt, terstond na 't afdankenGa naar margenoot+ der Waardgelderen, ernstig doorgezet, ter algemeene Staatsvergaderinge. De Remonstranten hadden, al in 't voorjaar, gezien, dat zy 'er niets goeds van te hoopen hadden, en zulks den Staaten van Holland, in een wydlustig vertoog, te kennen gegevenGa naar voetnoot(x). Doch de magt deezer Staaten nam dagelyks af, en de Advokaat zelf wist den Remonstranten geenen moed meer te geevenGa naar voetnoot(y). Die van Amsterdam, met eenige Kerkelyken geraadpleegd hebbendeGa naar voetnoot(z), hadden, reeds in Lentemaand, ter Staatsvergaderinge van Holland, in twee breedspraakige vertoogen, beweerd, dat de geschillen niet te regten waren, dan door eene Nationaale SinodeGa naar voetnoot(a). Enkhuizen hadt hier een byzonder geschrift bygevoegdGa naar voetnoot(b): welke schriften, door de Groot, werden beantwoordGa naar voetnoot(c), zonder dat my bekend is, of zyne rede- | |
[pagina 238]
| |
nen, toen, het licht zagen. Ook schreef hy eene wederlegging der Amsterdamsche bedenkingen tegen het houden eener Provinciaale Sinode tot bylegging der geschillen; welken, wat laater, ter Staatsvergaderinge, waren ingeleverdGa naar voetnoot(d). Daarna, kwam 'er nog een andere voorslag uit zyne pen, die den Prinse behandigd werdt, en strekte, om eene Kerkelyke Vergadering te beroepen in Holland, waarin men onderzoeken zou, hoe verre de geschillen tot den grondslag der Leere behoorden, hoe verre niet: en zo men 't hierover niet eens worden kon, moest men, dagt hy, daarna, eene algemeene Kerkelyke Vergadering tragten byeen te brengenGa naar voetnoot(e). Niet veel verschilde hiermede de voorslag, welken die van Holland, op 't einde van Zomermaand, ter algemeene Staatsvergaderinge, deeden, in de tegenwoordigheid van den Prinse en vanGa naar margenoot+ Graave WillemGa naar voetnoot(f). Doch de andere Gewesten hadden nu reeds toe de Nationaale Sinode beslooten, en veranderden niet van gevoelen. De brieven van Uitschryving, den vyfentwintigsten van Zomermaand gedagtekend, waren naar de byzondere Gewesten afgezonden: ook aan den Koning van Groot-Britanje, aan de Kerken van Frankryk, en aan verscheiden' Vorsten en Staaten, die den Hervormden Godsdienst beschermden of toelieten, met verzoek, dat zy ook eenige Godgeleerden op de Sinode zenden wilden. Doch die van Holland, oordeelende, dat de algemeene Staa- | |
[pagina 239]
| |
ten, zonder hunne bewilliging, eene Kerkelyke Vergadering beschryvende, binnen eene Stad van hun Gewest, zig een gezag aanmaatigden, welk hun niet toekwamGa naar voetnoot(g), zonden de Brieven van uitschryving, ongeopend, te rug: 't welkze, daarna, nog eens deedenGa naar voetnoot(h). Ook vaardigdenze Brieven af aan de Koningen van Frankryk en van Groot-Britanje, en aan de andere Mogendheden, welken de algemeene Staaten, over de Sinode, hadden geschreeven. In deeze brieven, verzogtenze, dat men niemant wilde toelaaten, herwaards te komen, tot styvinge van eenen toeleg, die aan 't gezag der Overheden en aan de vrede der Kerken nadeelig wasGa naar voetnoot(i). Doch dit alles was, voor het afdanken der Waardgelderen, gebeurd. Terstond daarna, gaven de meeste Leden van Holland den moed op, om het houden der Nationaale Sinode te beletten. De raadpleegingen op dit stuk werden, met nieuwen ernst, hervat. De Edelen en alle de Steden, op GoudaGa naar margenoot+ na, bewilligden in de Sinode, op den vyfentwintigsten van Oogstmaand: doch met eenige bepaalingen, die meest hierop uitliepen, dat de zaaken, aldaar, tot bylegging, niet tot beslissing, zouden moeten beleid worden, en dat de handelingen der Sinode van geene kragt zouden zyn, dan na datze, staatswyze, waren goedgekeurdGa naar voetnoot(k). Men handelde nog over dit | |
[pagina 240]
| |
stuk; tot op den negenentwintigsten, en de gevoelens waren toen zo na tot één gebragt, dat men, zo de Advokaat, naderhand, verklaard heestGa naar voetnoot(l), binnen drie uuren, ten volle, in de Sinode bewilligd zou hebben; wanneer een ongemeen voorval de raadpleegingen van Holland, voor eene poos, geheellykstremde. Ik zie op de gevangenis van den Advokaat Oldenbarneveld, en van de Pensionarissen Hogerbeets en de Groot. Doch de omstandigheden en gevolgen deezer vreemdege, beurtenis zyn zo gewigtig geweest, dat wyze liever, geheellyk, in 't volgende Boek begrypen, dan met het verhaal van een gedeelte derzelven, het tegenwoordige Boek vergrooten willen. |
|