Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV.
| |
[pagina 201]
| |
Kuilenburg verklaarde verstaan te hebben. Aan deezen Graave, hadt de Prins geraaden ‘de party, welke hy toegedaan was, niet langer te volgen, of dat het hem schadelyk zyn zou, alzo deeze party,’ meenende daarmede, naar 't schynt, den Advokaat en de zynen, naar Spanje wilde.’ De Graaf vraagde naar bewys. 't Is nog geen tyd, werdt hem geantwoord, men moet eerst platte formen scheeren over eenigen. Zo men, hernam toen de Graaf, dien weg in wil; dat 's regt naar Spanje: waarop hem te gemoet gevoerd werdt, Beter zo dan anders; men zal haast zien, wie de styfste beurs heeftGa naar voetnoot(t). Doch lang van te voorenGa naar voetnoot(3), zou de Prins aan de Prinsesse Weduwe, uit wier mond, Uitenbogaard het te boek stelt, gezeid hebben, dat het geschil niet beslist zou worden, dan door de wapenenGa naar voetnoot(u). De Blaauw boekjes hielden geen' laager'Ga naar margenoot+ toon. In zeker schotschrift, geschreeven met de eigen' hand en naamtekening van Jan Dankerts, voorheen Notaris in den HaageGa naar voetnoot(v), nu te Amsterdam; die, wegens een diergelyk, ten tyde van 't Bestand gemaakt, door voorspraak van Uitenbogaard, vergiffenis verworven hadtGa naar voetnoot(w); werdt de Advokaat gedreigd, met een Crimineel regtsgeding. Voorts las men 'er in ‘dat men hem voet by stuk zetten, en bewyzen zou, dat hy honderdentwintigduizend Dukaatjes ontvangen hadt. Uitenbo- | |
[pagina 202]
| |
gaard, stondt 'er in, badt tagtigduizend guldens, in gouden Albertinen, getrokken, 't welk men hem, in zyn bakhuis, hadt aangezeid.’ Gaat, las men verder, tot Brussel, 't staat daar klaarlyk geschreeven, op 't Register, daar de andere gestreelden staan, met naam en toenaam. 't Geschrift, welk deeze en andere dingen behelsde, was den maaker ontvallen, te Amsterdam, werwaards hy gevlugt was, uit vreeze voor den Fiskaal van den Hove, die, uit andere oorzaaken, onderzoek op hem deedt. 't Was opgeraapt, en den Advokaat ter hand gesteld, die 't, in de volle Vergadering, bragt, te gelyk verklaarende ‘dat men hier een' schryver hadt, die niet, gelyk diergelyken plagten te doen, zynen naam verzweeg, maar voet by stuk zetten, en zyne beschuldigingen bewyzen wilde. Hiertoe was hy ook, van zynen kant, bereid. Uitenbogaard niet minder. Hy begeerde dan, dat men Dankerts van Amsterdam haalde, en bewys afvorderde van 't geneGa naar margenoot+ hy geschreeven hadt.’ Men besloot, hierop, naar Amsterdam te schryven. Dankerts werdt in de gyzeling gezet; doch men begeerde hem niet naar den Haage te zenden; zig beroepende op het Privilegie der Stad, volgens welk, de misdaaden, aldaar begaan, voor de bank van Schepenen, geoordeeld moesten worden. De Fiskaal Kinschot trok naar Amsterdam met het boekje, om Dankerts te ondervraagen; doch men vondt niet geraaden, dat hy zig kweet, zo als hy meende te behooren. Dankerts zat in de gyzeling, tot dat de Advokaat gevat wasGa naar voetnoot(x), | |
[pagina 203]
| |
waarna men hem losliet, en, eindelyk, nog beloonde, voor 't gene hy gedaan of geleeden haat, zonder dat men den Advokaat immerGa naar margenoot+ iets van 't gene hem, door deezen mensch, aangewreeven was, geregtelyk, te last gelegd heeftGa naar voetnoot(y). Doch zulke en diergelyke beschuldigingen,Ga naar margenoot+ die, by 't gemeen, veel te veel ingang vonden, bewoogen den Advokaat, op den raad der Prinsesse Weduwe van Oranje, tot het schryven van eenen Brief aan Prinse Maurits, die, eenige jaaren naderhand, gedrukt werdt. Hy was, den vierentwintigsten van Grasmaand, getekend, en vervatte eene omstandige verdediging van des Advokaats gedrag, met eene sterke betuiging zyner genegenheid voor 't Huis van NassauGa naar voetnoot(z). Te gelyk, schreef hy een Vertoog aan de Staaten van Holland, welk, terstond, in 't licht kwam. Zyne bedryven en diensten werden, in het zelve, omstandiglyk, vertoond, van dat hy eerst in 's Lands dienst getreden was, tot op den tegenwoordigen tyd. In 't byzonder, wees hy aan ‘hoe zeer hy gearbeid hadt, om goed verstand te onderhouden tusschen de Staaten en zyne Doorlugtigheid. Ook beriep hy zig, ten blyke van de diensten, door hem, den Huize van Nassau gedaan, op de brieven en bescheiden, welken hy in handen hadt. Geschenken verklaarde hy nooit begeerd of gezogt; maar somtyds wel, voor beweezen' diensten, ontvangen te hebben. Zyne goederen waren, zeide hy, allen eer- | |
[pagina 204]
| |
lyk en wettiglyk verkreegen, waarop hy, zo men 't goed vonde, onderzoek wilde laaten doen. De verdere beschuldigingen, in Schotschriften, tegen hem uitgeworpen, verklaarde hy voor openbaare lasteringen zig, omtrent de meesten, beroepende op de kennisse der Staaten zelven.’ Ten besluite, riedt hy ‘dat men den raad der Koningen van Frankryk en Zweeden volgde, en rust en eendragt zogt: dat de Gemagtigden ter algemeene Staatsvergaderinge zig niet aantrokken, 't gene niet aan hun gesteld was; dat zyne Doorlugtigheid, de Raaden van Staate, de Raaden ter Admiraliteit en de Gekommitteerde Raaden zig hielden aan derzelver Berigtschriften; dat het Regt gehandhaafd, en de Kamer van Rekening in goede orde gehouden werdt. Wanneer hierby eenigheid kwam onder de Staaten, vertrouwde hy, dat alles haast wederom hersteld zou wordenGa naar voetnoot(a).’ Ga naar margenoot+Doch het uitgeeven van dit Vertoog haalde den Advokaat eene nieuwe sneeuwjagt van naamlooze schriften op den hals. Een, getiteld Provisioneele Opening, werdt zo lasterlyk geoordeeld by de Staaten, dat zy 't, by openbaar Plakaat, verbooden, vyfhonderd guldens beloovende aan elk, die Schryver of Drukker ontdekte. By 't zelfde Plakaat, namen de Staaten den Advokaat, om zyne langduurige en getrouwe diensten, in hunne byzondere bescherming en hoedeGa naar voetnoot(b). Doch sommigen te- | |
[pagina 205]
| |
kenen aan, dat men dit Plakaat, te Amsterdam, en in de Steden, die 't met deeze Stad eens waren, niet liet afkondigen, 't welk de Schryvers van naamlooze schriften, die zig, meent men, meest te Amsterdam onthielden, te stouter maakte. Ook strooide men, ten deezen tyde, uit, dat de Prins gezeid zou hebben, dat hy den Advokaat en de zynen zo fyn vermaalen zou als stofGa naar voetnoot(c). De meerderheid der Staaten van Holland ontwierp, omtrent deezen tyd, een Vertoog aan den Prinse, om by hun gezag gehandhaafd te wordenGa naar voetnoot(d). Doch 't blykt niet, dat het eenig gevolg gehad heeft, welk aan hunne verwagting beantwoordde. Zelfs twyfel ik, of het den Prinse wel overgeleverd zy. Men sloeg, in Zomermaand, ter Vergadering van Holland voor, om zekere gedrukte Remonstrantie van François van Aarsens op te haalen, en hem het verder schryven te verbiedenGa naar voetnoot(e). Doch ik vind niet, dat hierop iet beslooten werdt. 't Verhaalde toont klaarlyk, welke redenen van bekommering de Regenten van verscheiden' Hollandsche Steden en van Utrecht, ten deezen tyde, hadden. Doch 't wordt tyd, dat wy zien, welke middelen zy in 't werk stelden, om de gevreesde verandering der Regeeringe te voorkomen; en welk eene uitkomst dezelven hadden. Verscheiden' ongedrukte stukken en bescheiden my, gelukkiglyk, ter hand gekomen, stellen my in staat, om dit naauwkeuriger te doen, dan tot hiertoe geschied is. |
|