Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXII.
| |
[pagina 187]
| |
gen, overeenkomstig met de genomen' besluiten.’ Maar men kon elkanderen niet overhaalen. De Steden, die voor de Nationaale Sinode yverden, werden, eerlang, gestyfd door de stem van Schiedam, welk haare zyde koosGa naar voetnoot(x). Verscheiden' andere Steden wankelden van gelyken, Doch die van Haarlem leverden,Ga naar margenoot+ in Louwmaand des jaars 1618, eene Verklaaring in, behelzende ‘dat zy, in den aanvang en in 't heetst van den oorlog tegen Spanje, de eersten geweest zynde, die 't Spaansch geweld, lang en kloekmoedig, hadden wederstaan, om, ware 't mogelyk, 's Lands vryheden te beschermen; nu, met droefheid, bespeurden, dat de staatswyze Resolutien, eenigen tyd herwaards, wettiglyk, genomen, ten onregte, doorgestreeken en vrugteloos gemaakt waren, tot verkleining van 't gezag der Staaten, en van de voorregten en vryheden des Lands. Dat men dit zelfde gezag, in openbaaren druk, te keer ging. Dat de Geregtshoven provisien verleenden, tegen de Resolutien der Staaten, en tegen de Privilegien, geregtigheden en gebruiken der Steden. Dat men de Wethouders, op verscheiden' Plaatsen, gedreigd, op sommigen, openlyk, aangetast hadt. Dat de verkiezing der zelven, op sommige Plaatsen, niet vry geweest; maar, door oproer, afgedrongen geworden was. Dat de Kerkendienaars en goede Gemeente, zig houdende aan den Hervormden Godsdienst, doch alleen in 't stuk der Predestinatie verschil- | |
[pagina 188]
| |
lende, door anderen, uit de Kerken gejaagd, openlyk gehoond, mishandeld en beroofd werden. Dat eenige Kerkendienaars zig zelfs afzonderdon van hunne medebroeders, die 't, in dit stuk, met hen eens; doch naar de Kerkenordening van den jaare 1591 beroepen waren, of te werk gingen. Dat men, in gedrukte schriften, andere verschillende gezindheden gedreigd hadt, met verjaaginge uit den Lande. Dat 'er, tegen dit alles, tot hiertoe, geene behoorlyke orde gesteld, of uitgevoerd was; maar dat, in tegendeel, sommige ongeruste Persoonen, door de Wethouders der Steden, zynde uitgezet, by anderen, gehandhaafd werden. Dat eenige Steden, verre van den vyand gelegen, bezwaard bleeven met bezettingen, zonder dat men wist, of, by dezelven, niet iet zou ondernomen worden, tegen de Wethouders, of tegen de rust der Steden, onder deksel van Godsdienst, in plaats van dat zy de Wethouders zouden behooren te beschermen: al het welke die van Haarlem bewoogen hadt, om, voor het bewilligen in de gewoone oorlogslasten, waartoe de tegenwoordige Dagvaart, onder anderen, aangelegd was, te verklaaren: 1. Dat zy bereid waren, het regt en't gezag der Staaten van Holland en Westfriesland, des Stadhouders en der Gekommitteerde Raaden, in zaaken van Staat, oorlog, Regeeringe en geldmiddelen, met het gene 'er aan vast was, ook het gezag der Geregtshoven, in 't gewoan beleid van 't Regt, en der Officieren en Wethouderen, in de Ste- | |
[pagina 189]
| |
den en ten platten lande, in al wat hun Ampt betrof, te helpen handhaaven, naarkomende en doende naarkomen de Resolutien, die, by de Staaten, eenpaariglyk, of, buiten zaaken van belasting, aanneeming van oorloge en Regeeringe, by meerderheid van stemmen, genomen waren. 2. Dat zy de Uniën, verbindtenissen en verdragen, voor deezen, tusschen de Leden van Holland en Westfriesland, onderling, en met andere hunne Bondgenooten, gemaakt, wilden naarkomen, en elkanderen bystaan, met goed en bloed, tegen de Spaansche tiranny, en allerlei uit- en inheemsch geweld, en verkragting der regten en vryheden van 't Land en de Steden. 3. Datzy, ten dien einde, de Regeerders der groote en kleine Steden wilden handhaaven, by derzelver wettig gezag; beschermen tegen daadelykheid, en niet gedoogen, dat iemant tot de Regeering der Steden voerdt gevorderd, anders dan door vrye en wettige verkiezing: te gelyk doende herstellen, 't gene, hiermede strydig, ondernomen was. 4. Dat zy den Evangelischen Hervormden Godsdienst wilden blyven verdedigen, zonder egter toe te laaten, dat op iemants geloof onderzoek werdt gedaan, noch dac de andere Gewcsten, buiten bewilliging van die van Holland, hierop, eenige schikking beraamden. Voorts wilden zy de zweevende geschillen, met gevoeglyke middelen, zoeken neder te leggen; terwyl zy nogtans verstonden, dat de Kerken in 't bezit van wettelyk beroepen' Dienaaren en van derzelver | |
[pagina 190]
| |
Gemeenten bleeven, en dat alles war daar tegen, geweldiglyk, onderaomen was, hersteld werdt. 5. Dat zy de Geregtshoven wilden erkennen, en verdedigen, naar derzelver Lastbrieven en Berigtschriften, mids zy geene provisien verleenden, tegen de Resolutien der Staaten, of tegen de vryheden en geregtigheden der Steden, vooral niet tegen het oud gebruik, volgens welk de Steden, in Crimineele zaaken, buiten gewoonlyk Regtsgeding, afgedaan, den Hoven niet onderworpen waren. 6. Dat's Lands middelen gebruikt zouden worden, met slegts tot afweering van uitheemsch geweld, maar ook tot verdediging van alle goede ingezetenen, tegen allerlei overlast aan lyf en goed, diehun, zelfs onder deksel van Godsdienst, mogt worden aangedaan. 7. Dat het Krygsvolk, bezetting houdende in Holland, of ook in andere Gewesten, doch door Holland betaald wordende, des vermaand zynde, verpligt zou wezen, boven den algemeenen, volgens het zevende punt der Unie, te doen eenen byzonderun eed van de Steden en gewesten, daar zy lagen, en derzelver Regenten en ingezetenen te beschermen en by te staan. 8. Dat zy zig, uit kragte der voorheen gemaakte Unien en Verbonden, verpligt lekenden, om elk, wien, om de gemelde oorzaaken, eenig letsel aangedaan of gedreigd werdt, te beschermen, met lyf en goed, en 't gene, hiermede strydig, geschieden mogt, spoedig te helpen herstellen. Ten besluite veizogtenze, | |
[pagina 191]
| |
dat elk Lid, voor 't bewilligen in de krygslasten, zig, op de voorgemelde punten, rondelyk, geliefde te verklaaren, op dat de bewilliging eenpaariger mogt konnen geschiedenGa naar voetnoot(y).’ De zeven Steden, Leiden, Gouda, Rotterdam,Ga naar margenoot+ Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn, voegden zig met die van Haarlem, in het doen der gemelde verklaaring. Verscheiden' andere Leden betuigden, niets tegen dezelve te hebben, mids men, op de begeerde herstelling, niet verder dronge, dan dezelve gevoeglyk zou konnen geschieden. De Steden zelven, die, in 't Kerkelyke, verschilden van de meerderheid, verklaarden, dat zy de Wethouders wilden handhaaven; 't welk het voornaamste was, welk de anderen bedoeld hadden: waarop, na 't wegneemen van eenige andere zwaarigheden, de Steden allen in de gemeene lasten bewilligdenGa naar voetnoot(z). Doch eer die nog gelukte, hadden JohanGa naar margenoot+ Skytten, Gezant des Konings van Zweeden, voor de eerste, en de Fransche Gezant Maurier, voor de tweede reize, ter Vergadering van Holland verscheenen zynde, de Leden, ernstelyk, vermaand, tot eendragt. Maurier stondt hierop, in 't byzonder, stil ‘dat de Kerkelyke geschillen behoorden bygelegd te worden, door zagte middelen, in eene Provinciaale SinodeGa naar voetnoot(a)’ Doch alzo de Ko- | |
[pagina 192]
| |
ninggen van Frankryk en Zweeden beide, in deezen tyd, ondersteuning begeerden van den Vereenigden Staat, die, zouden zyze verkrygen, eenpaariglyk, zou moeten ingewilligd worden, is 't ligtelyk te begrypen, waarom zy zo zeer op de eendragt der Gewesten en Steden drongen. Ga naar margenoot+Maar schoon de Leden der Dagvaart van Holland zig niet sterk gekant hadden tegen de Verklaaring van Haarlem, opdat de bewilliging in de gemeene lasten, te ligter, doorgaan mogt, werdt dezelve, buiten de Vergadering, van allen, die der Contraremonstrantsche zyde waren toegedaan, scherp overgehaald; gelyk de goedgunners der Remonstranten, daarentegen, deeze Verklaaring, die, eerlang, in 't licht kwam, hooglyk preezen. Men geloofde, in 't gemeen, dat zy opgesteld was, door Joan de Haan, Rombout Hogerbeets en Hugo de Groot, Pensionarissen van Haarlem, Leiden en RotterdamGa naar voetnoot(b); en, uit den styl derzelve, vermoed ik, dat de laatste daarin de voornaamste hand gehad heeft. Ook ontkent hy dit niet, in zyne Verantwoording. Alleenlyk geeft hy te verstaan, dat de andere Afgevaardigden der agt Steden, midsgaders de Advokaat Oldenbarneveld hunne aanmerkingen over de Verklaaring hadden gemaakt, eer zy werdt ingeleverdGa naar voetnoot(c). Men deedtze, egter, op den naam van Haarlem, waarschynlyk, om dat deeze Stad, na Dordrecht, de eerste stemmen moest. Voorts, werdt de Verklaaring, terstond, in het Fransch, overgezet, vermoedelyk door | |
[pagina 193]
| |
UitenbogaardGa naar voetnoot(d), en, heimelyk, naar Frankryk en elders buitens Lands, verzonden. Ten minste, werdt dit laatste, uit den Haage, naar Utrecht, geschreevenGa naar voetnoot(e), schoon de Groot, daarna, betuigd heeft, hiervan, geene kennis gehad te hebbenGa naar voetnoot(f). Doch in de Verklaaring,Ga naar margenoot+ die, terstond, in elks handen kwam, vonden veelen bedenkelyk ‘dat men voorhadt, 's Lands middelen te besteeden, tot het handhaaven der tegenwoordige Regeeringe, welke men, niet zonder vrye en wettelyke verkiezing, wilde veranderd hebben; dat men erkende, geen vertrouwen te stellen op de bezettingen, en sommige Steden aanmerkte als daarmede bezwaard; en dat men de andere Gewesten geen gezag altoos, in 't Kerlyke, over Holland, wilde laaten oefenen.’ By al het welke nog kwam, dat men 't gene in de Verklaaring gezeid werdt van Unien en Verbindtenissen, onder anderen, toepaste, op zekere heimelyke Verbonden, onlangs, tusschen de agt Steden onderling, en met een of twee Gewesten, geslooten, 't welk men hieldt te strekken, tot scheuring in den Staat. Maar schoon 't my, uit vergelyking van verscheiden' schriften en stukken, niet onwaarschynlyk voorgekomen is, dat men, ten deezen tyde, over zulke verbonden, in heimelyke onderhandeling, geweeft is, en, veelligt, reeds eenig ontwerp daarvan op 't papier gebragt hadtGa naar voetnoot(g); | |
[pagina 194]
| |
heb Ik egter niet konnen ontdekken, dat men, immer, tot het sluiten derzelven, gekomen is, ten ware men aan de Verklaaring van Haarlem zelve, die, door de zeven Steden, aangenomen was, den naam van afzonderlyk verbond geeven wilde: in welk geval men, door de verbonden, in deeze Verklaaring gemeld, de oude verbonden, en, byzonderlyk, de Utrechtsche Vereeniging zou moeten verstaan. Doch deeze en veele andere uitdrukkingen in de Verklaaringe werden zo opgevat, als of de agt Steden en anderen eenig geweldig besluit genomen hadden, ten nadeele der gemeene Vereeniging, en tegen het wettig gezag zyner Doorlugtigheid. De Volmagt, in Bloeimaand hier aan volgende, door de agt Steden, aan haare Gemagtigden ter Dagvaart gegeven, strekkende, om onderling en met de andere goede Steden te beraamen zodaanige middelen, als men, tot voorkoming van gedreigde of gevreesde daadelykheden, zou noodig of dienstig oordeelen, bragt ook veel toe, tot voedsel van de agterdogt, die men reeds tegen de voornaamsten deezer Afgevaardigden hadt opgevat. Zy zelven waren 'er niet onkundig van, en hadden, hierom, in 't byzonder, begeerd, dat de Steden, by deeze Volmagt, alles wat hun, wegens 't gene zy, uit kragte derzelve, verrigten zouden, overkomen mogt, ten haaren laste zouden neemen; gelyk geschied wasGa naar voetnoot(h). |
|