Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 183]
| |
de Leden te vermaanen tot eendragt, en dus beiden den partyen even zeer betrof, hoewel zy egter meest ten voordeele der Remonstrantschgezinden geduid werdtGa naar voetnoot(q). Wat laater, deedt hy diergelyke Redevoering, in de Vergadering der Staaten van Holland, dienende om de Leden van dit Gewest te vermaanen tot het verschuiven van de beslissing der zweevende geschillen, tot dat men 'er, met meer bedaardheid, over zou konnen oordeelen: 't welk alles was, wat, van den kant der meeste Leden, begeerd werdtGa naar voetnoot(r). Doch Frankryks raad vondt thans, by de meeste Gewesten, by eenige Steden van Holland, en by Prinse Maurits, veel minder ingang, dan ten tyde van Henrik den IV. De Koning was jong, en zyne Staatsdienaars zogten hunne eigen' grootheid meer, dan de eer des KoningkryksGa naar voetnoot(s). Ook hadt men, hier, de vriendschap van Frankryk thans zo noodig niet, als geduurende den oorlog. Des nagts na den zesentwintigsten vanGa naar margenoot+ Slagtmaand, vertrok Prins Maurits, in stilte, uit den Haage, om eenige Hollandsche Steden, in persoon, te beweegen, tot bewilliging in de Nationaale Sinode. Van 't aanstaande vertrek zyner Doorlugtigheid hadt men berigt gekreegen, te Leiden: doch niet van 't oogmerk zyner reize. Men was, hierom, bekommerd,Ga naar margenoot+ dat hy de Waardgelders mogt komen afdanken, en, gelyk onlangs in den Briele geschied was, ander Krygsvolk in de Stad bren- | |
[pagina 184]
| |
gen; waaruit verandering in de Regeering gespeld werdt. Men vondt, hierom, in 't byzyn van Hogerbeets, die egter toen nog geen' eed aan de Stad gedaan hadt, geraaden, de Schuttery, zonder tromslag, in de wapenen te brengen, de klok, tegen den morgenstond, op te houden, en de poorten niet vroeg te openen: ook, zo haaft 'er nadere tyding komen zou van de aankomst zyner Doorlugtigheid, hem, door gemagtigden, te verzoeken, dat hy Leiden, voor deeze reize, niet geliefde te vereeren met zyne komst. Eindelyk, beslootmen, de nabuurige Steden, Haarlem, Gouda en Woerden, kennis te geeven van 's Prinsen reize, op dat zy, insgelyks, op haare hoede mogten zyn. Doch deeze voorzorg was vrugteloos. De Prins vertrok op Delft, en voorts op Schiedam, Rotterdam, Dordrecht en Gorinchem. In alle deeze Steden, vermaande hy de Vroedschappen, tot bewilliging in de Nationaale Sinode. Ook verdedigde hy 't gedrag der Geregtshoven, in 't verleenen van provisien, tegen de Resolutien der Staaten. Voorts, drong hy op 't afdanken der Waardgelders, die, inGa naar margenoot+ eenige Steden, waren aangenomenGa naar voetnoot(t). Zaaken allen, die zyne Doorlugtigheid hadt doen aanroeren, in eenen Brief, op den zelfden zesentwintigsten van Slagtmaand, aan de Steden van Holland afgezonden: in welken brief, hy ook klaagde ‘dat men, hier en daar, tot verkleining van 't gezag, welk hy, altoos, over 't Krygsvolk gehad hadt, en hebben moest, den | |
[pagina 185]
| |
bezettingen nieuwe belosten afgevergd hadt; 't welk hy meende niet verdiend te hebben, schoon hy, desonaangezien, beslooten hadt, in zyne trouwe jegens de Landen, te volhardenGa naar voetnoot(u). De Prins hadt deeze reis en 't afvaardigenGa naar margenoot+ des gemelden briefs noodig geoordeeld, tegen den tyd der gewoonlyke Dagvaart van Holland die nu aanstaande was, en, op welke, 't punt van de Sinode en anderen meer stonden gebragt te worden. Midlerwyl, hadden de Afgevaardigden van Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerende den Gekommitteerden Raaden, bezig met het ontwerpen der punten van beschryvinge, verzogt, in dezelven te doen stellen eenige punten, 't verschil tusschen sommige Steden en de Geregtshoven, 't sluk der Waardgelders, en 't stellen van eenige orde, by voorraad, op de oefening van den Hervormden Godsdienst, op verscheiden' Plaatsen, betreffende. Doch de Afgevaardigden der Steden Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam, Schoonhoven, Briele, Alkmaar en Hoorn, kennis van dit verzoek bekomen hebbende, begeerden, dat men deeze punten, als, haars oordeels, strydig met 's Lands vryheden en met het gezag der Staaten, uit de beschryving laaten zou. Dordrecht verstondt, daarentegen, dat men den vier Steden te wille moest zyn. De Gekommitteerde Raaden, sedert, vernomen hebbende, dat de Prins de punten, door de vier Steden voorgeslaagen, ook goedgekeurd en verscheiden' Steden aangepreezen hadt; zondt- | |
[pagina 186]
| |
ze den Leden der Vergaderinge toe, nevens de aanmerkingen, welken 'er, door de agt Steden, tegen gemaakt warenGa naar voetnoot(v). De Staaten vergaderden, hierop, den agtsten van Wintermaand.Ga naar margenoot+ De Advokaat Oldenbarneveld, sedert eenige weeken, in den Haage te rug gekeerd, verzogt, op deeze Dagvaart, gelyk hy, te vooren, meermaalen gedaan hadt, ontslaagen te worden van zyne ampten, zig beroepende op zyne hooge jaaren en zwakheid; doch men oordeelde, in 't gemeen, zynen dienst niet te konnen missenGa naar voetnoot(w). Hy liet zig dan beweegen, om in denzelven te volharden. |
|