Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVII.
| |
[pagina 171]
| |
en vorderde, te gelyk, den Schutteren vernieuwing af van hunnen ouden eed. Elias Christiaanszoon, Lintwerker en yverig Contraremonstrantsch, weigerde deezen eed, waarop hy ontschutterd, en op maandgeld gesteld werdt, 't welk hy niet goedvondt te voldoen. Abraham de Blok maakte, ten deezen tyde, den Heeren ook veele moeite, hebbende, zo getuigd werdt, eenen Schepen der Stad te na gesproken, zonder de beschuldiging te bewyzen, of in te trekken. Beide deeze luiden werden, zonder vorm van regtsgeding, door Burgemeesteren, ter Stad uitgezet, voor den tyd van twaalf jaaren. Hierop beriepen zy zig op den Hoogen Raad, die 't beroep aannam, en de Wethouders deedt dagvaarden, hun te gelyk belastende, met de uitvoering van 't vonnis, stil te staan. De Blok, hierop wederom in de Stad gekomen, werdt, door 't Geregt vervolgd om de boete, op 't breeken van den ban; doch, op nieuws, met Mandementen gedekt door den Hoogen Raad. De Gekommitteerde Raaden schreeven den Hoogen Raad aan, dat dezelve zig hoeden moest, voor regtspleegingen, strydig met het oogmerk der Staaten. Aan 't Hof, welk zig,Ga naar margenoot+ ten deezen tyde, gesteken hadt, in zekere zaak te Nieuwkoop, alwaar men, buiten reden, zo geoordeeld werdt, afgezonderde Vergaderingen gehouden hadt, gingen diergelyke brieven afGa naar voetnoot(t). De zaak van Haarlem duurde nog tot in 't volgende jaar. De Staaten verstonden, dat de stukken hun moesten worden overgeleverd; doch de Hooge Raad voer, desonaange- | |
[pagina 172]
| |
zien, voort met de regtspleeging, stellende de Wethouders van Haarlem, in 't ongelyk, en den Deurwaarder belastende, de Sententie ter uitvoering te leggen. De Wethouders, gedekt door de meerderheid der Staaten, verklaarden, daarentegen, de Sententien des Hoogen Raads voor nietig en van onwaarde, en herhaalden hun vonnis van uitzetting, onder zwaare bedreigingeGa naar voetnoot(u): waarby de zaak hangen bleef, tot op de verandering der Regeeringe in de Stad. Diergelyke verschillen, schoon niet van zo veel nasleeps, hadt men, byna dagelyks, met de Geregtshoven, 't welk de meerderheid der Staaten bewoogen hadt, in hunne Resolutie van den vierden van Oogstmaand, de klagten over regtspleegingen, uit hoofde hunner Resolutien, geschied, te betrekken voor hunne Vergadering. Ga naar margenoot+Doch de vier Steden, Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerende, verklaarden, in 't begin van Herfstmaand, aan beide de Geregtshoven, dat de gemelde Resolutie genomen was buiten haare bewilliging, en dat zy verstonden, dat allen klaageren de gewoonlyke weg van regten openstaan moest. De vier Steden gaven door deeze verklaaring, eenen geweldigen krak aan de Resolutie. De Hooge Raad, of eigenlyk zes Leden van denzelven, toen de Vergadering uitmaakende, besloot dezelveGa naar margenoot+ niet te agtervolgen. De Raadsheer Rombout Hogerbeets en eenige anderen hadden, egter, niet bewilligd in dit besluit. Hogerbeets hadt 'er, 's daags te vooren; over ge- | |
[pagina *5]
| |
MR. ROMBOUT HOGERBEETS Pensionaries van Leiden.
Is. Tirion excudit. | |
[pagina 173]
| |
sproken met zyne Doorlugtigheid, die in den Raad verscheenen was. Hy verklaarde den Prinse ‘dat hy niet tegenwoordig kon zyn, daar men 't gezag der Staaten van Holland, welken hy hieldt voor zyne Hooge Overheid, stondt in twyfel te trekken.’ De Prins antwoordde, dat hy de Staaten daar ook voor kende; doch dat men elkanderen welmogt hooren. Hierop was de Wethouderschap van Haarlem, door eenige Raaden, zwaarlyk beschuldigd. Ook beweerde men, dat de Staaten magt noch kennis hadden, om regt te oefenen. Doch Hogerbeets verklaarde, andermaal, zig aan de Resolutie, staatswyze, en by meerderheid van stemmen genomen, en den beiden Raaden toegezonden, te willen houden. 't Mogt weinig baaten. 't Gezag der Staaten, of der meerderheid onder dezelven was reeds zo verre vervallen, dat eene meerderheid der Leden des Hoogen Raads zig, tegen het zelve, durfde verzetten. Ondertusschen, verwekte dit voorvalGa naar margenoot+ en diergelyken zo groot een misnoegen in Hogerbeets, dat hy, kort hierna, besloot, het Pensionarisschap van Leiden, welk hy, te vooren, bekleed hadt, op de aanbieding van den Burgemeester Vrank van Torenvliet, wederom te aanvaardenGa naar voetnoot(v). Midlerwyl, wies ook het ongenoegen tusschenGa naar margenoot+ de Leden van Holland. Amsterdam, Enkhuizen, Edam en Purmerende verklaarden zig tegen 't aanneemen der Waardgelders, ten koste van den Lande, in eenen tyd, dat men, zeidenze, 't gewoone volk van oorloge naauw- | |
[pagina 174]
| |
lyks betaalen kon. Dordrecht was't, hierin, eens, met de vier Steden. Deezen hielden, veeltyds, afgezonderde Vergaderingen in den Haage. Doch dit deeden ook de andere Steden; zo dat 'er schier eene scheuring kwam, in de Staatsvergadering van Holland. Agt Steden, Haarlem, Leiden, Gouda, Rotterdam, Briele, Schoonhoven, Alkmaar en Hoorn gaven eene verdediging in 't licht van de Resolutie van den vierden van Oogstmaand. Zy was ingesteld op den naam der Staaten. Men vondt het, in de zelve, vreemd ‘dat de vier Steden, gewoon, in haare Vroedschappen, over de zweevende geschillen, te besluiten, by meerderheid van stemmen, niet konden gedoogen, dat zulks ook in de Vergadering der Staaten gedaan werdt. 't Was in te schikken, dat zy Resolutien, by de meerderheid genomen, tot haarent, niet lieten ter uitvoering brengen; doch dat zy, de minsten zynde in getal, de meerderheid noodzaaken wilden, haar oordeel, in derzelver Steden, op te volgen, was t'eenemaal onverdraaglyk.’ Maar Amsterdam en anderen verstonden. ‘dat men zig de vyf punten niet moest laaten opdringen, gelyk zy meenden, dat de meeste Leden zogten te doen; veel min, dat men, onder deksel derzelven, vreemde stellingen liete invoeren, tot onteering der oude Hervormde LeereGa naar voetnoot(w).’ |
|