Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVI.
| |
[pagina 167]
| |
Haarlem, te Leiden, te Gouda, te Rotterdam, te Scboonhoven, te Hoorn, en misschien nog op eene of twee andere Plaatsen. Te Leiden,Ga naar margenoot+ boodt de Schuttery aan, dubbele wagt waar te neemen, zo men de Waardgelders wilde afdanken. Doch de Wethouders waren hier zo weinig gerust op de Schuttery, dat zy, eerlang 't Stadhuis, met een sterk houten Staketsel, deeden beschansen, den burgeren vernieuwing van eed afvorderden, en eenige honderden schutters, dien eed weigerende, ontschutterdenGa naar voetnoot(g). Veelen van deezen ontwierpen Verbindschriften, welken, niet van boven naar beneden, maar rondsom eenen kring, op lynen, van 't middelpunt afloopende, ondertekend waren, op dat men niet zou konnen zien, wie eerst getekend hadt. De Gemagtigden deezer luiden, welken men O- of Cirkeltekenaars noemde, vervoegden zig, daarna, aan den Hoogen Raad, waarop, eerlang, het bannen en vangen van eenigen volgde. De ontschutterden begaven zig, eindelyk, naar de Staaten van Holland, die hen vermaanden, tot gehoorzaamheid aan de Wethouderschap, te gelyk verklaarende, dat hun niets onbehoorlyks gevergd was. Doch dit geschiedde eerst, in den Zomer des volgenden jaarsGa naar voetnoot(h). Te Delft, kon men zig luttel verlaaten, op de twee vendels gewoonlyke soldaaten, aldaar in bezetting leggende, alzo zy, ter gelegenheid van den oploop over den Kooren-ExcynsGa naar voetnoot(i), de Magistraat niet had- | |
[pagina 168]
| |
den bygestaan. Ook hadt een vreemd persoon, voorgeevende last te hebbea van zyne Doorlugtigheid, aldaar, vergadering van Schutters belegd, zonder kennis der Wethouderschap. Sommigen hadden, hierom, geoordeeld, dat men, ookhier, Waardgelders behoorde aan te neemenGa naar voetnoot(k). Nogtans meen ik niet, dat het geschied is. Van twee vendels, leggende in Schoonhoven, alwaan, reeds in 't jaar 1615, merkelyke onlust geweest wasGa naar voetnoot(l), meende men meer te vreezen dan te hoopen te hebben, alzo zy zig, buiten weeten der Wethouderschap, van kruid en lood voorzien haddenGa naar voetnoot(m). In andere Steden, hadt men ook byzondere redenen, om voor opschudding te vreezen, of de bezetting te mistrouwen. Ga naar margenoot+De Advokaat Oldenbarneveld, die dit aanneemen van Waardgelders bovenal ter herte nam, vertrok, op den veertienden van Oogstmaand, naar Viane, en, van daar, naar Utrecht, alwaar hy, overvallen door eene zwakheid, die hem eenige weeken bybleef, eenen geruimen tyd vertoefde. Men heeft, naderhand, gemeend, dat deeze zwakheid slegts voorgegeven werdt, en dat hy naar Utrecht verreisd was, om de aanneeming der Waardgelders, ook daar, te bevorderenGa naar voetnoot(n). Doch hy heeft den Geneesmeester genoemd, die hem bediend hadtGa naar voetnoot(o). Naardemaal hy egter, ten tyde van de ligtinge der Waardgelders, in Utrecht was, is | |
[pagina 169]
| |
het ten hoogste waarschynlyk, dat men, met hem, over dit stuk heeft geraadpleegd; zo, om dat de Heeren, die thans 't voornaam bewind hadden in 't Stigt, doorgaans met den Advokaat plagten te spreeken over zaaken van gewigt, als om dat Gillis van Ledenberg, Sekretaris der Staaten van Utrecht, naderhand, verklaard heeft, dat het Besluit der Staaten den Advokaat bekend gemaakt en door hem goedgevonden was. Dezelfde Ledenberg, doorGa naar margenoot+ wiens handen de gewigtigstie zaaken gingen, hadt, op het ontvangen van eenige berigten uit den Haage en van elders, wegens voorgevallen' en gevreesde beroerten, in verscheiden' Hollandsche StedenGa naar voetnoot(p),den voorslag gedaan, om in Utrecht ook Waardgelders aan te neemen. En twee dagen hierna, beslooten 'er de Staaten toe, op den agtentwintigsten van Oogstmaand oaden, dat is, den zevenden van Herfstmaand nieuwen styl. De Raad der Stad bewilligde, ten zelfden dage, in dit besluit. Men vondt goed, voor eerst, zeshonderd man te bezoldigenGa naar voetnoot(q); zonder hierin, gelyk verscheiden' Leden der Vergaderinge, naderhand, verklaard hebben, eeniganderoogmerk te hebben, dan de bewaaring der rust, in den Staate en de bescherming der tegenwoordige Regeeringe. Ook bragt de eed, dien de Waardgelders doen moesten, mede, dat zy beloofden te dienen, tegens den ghenen, die den Staat van den Lande van Utrecht, in kerkelyke off politycke saecken, | |
[pagina 170]
| |
souden willen troubleren, ende tegens alle anderen des gemeene Lands oyandenGa naar voetnoot(r). |
|