Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV.
| |
[pagina 162]
| |
dige Regeering de meeste opschuddingen vreesde. Ook hadt zyne Doorlugtigheid zwaarigheid gemaakt, om die van Oudewater, na den moedwil aldaar gepleegd, op hun verzoek, nog een vendel knegten toe te staan. En sommige Hopluiden, bezetting houdende in de Steden, hadden verklaard, mondelingen of schriftelyken last te hebben van den Prinse, om de Wethouders niet te gehoorzaamen, in zaaken, spruitende uit het stuk van den Godsdienst. Alle deeze redenen deeden de meeste Steden besluiten, dat zy zig op de gewoonlyke bezettingen, al werdenze haar al toegestaan, niet zouden konnen verlaatenGa naar voetnoot(t). Op de schutteryen, grootendeels, de zyde der Contraremonstranten toegedaan, was geheel geen staat te maaken. Men kwam, hierom, tot het aanneemen van Waardgelders, in zulke Steden, die dezelven oordeelden te behoeven. De meerderheid der Staaten van Holland nam, op den vierden van Oogstmaand, een besluit, welk de Contraremonstranten, sedert, de scherpe Resolutie genoemd hebben. 't Liep op deezen zin: ‘De Staaten, gezien hebbende 't gene,Ga naar margenoot+ dit jaar, in verscheiden' Steden, als Haarlem, Amsterdam, Schoonhoven, Briele, Oudewater, Woerden, Heusden, en vooral in den Haage, tegen de orde, vryheden en ge regtigheden de Landen en Steden, voorgevallen was; en te vergeefs, de Steden, welken nog zwaarigheid maakten, om zig te voegen met de overige Leden, hebbende zoeken over te haalen tot eenigheid, zelfs | |
[pagina 163]
| |
door de aanbieding van 't beroepen eener Provinciaale Sinode; hadden, eindelyk, beslooten, de Nationaale Sinode, door sommigen verzogt, als strydig met de hoogheid en geregtigheid van Holland, af te staan. Voorts, vonden zy raadzaam, hunne inzigten op 't stuk van den Godsdienst in openbaaren druk te geeven; de gewesten, die de Nationaale Sinode begeerd hadden, te beantwoorden; de voorige Resolutien, met alle gemaatigheid en bescheidenheid, te doen agtervolgen, en alle daadelykheden, over Persoonen, openbaare en andere Plaatsen en goederen, te doen weeren. Ten welken einde, de Regenten der Steden, by voorraad, en tot dat anders, staatswyze, zou worden beslooten, gelast, en, des noods, gemagtigd werden, tot het aanneemen van meer volk van wapenen, ter hunher verzekeringe en weeringe van daadelykheid: wordende, wyders, elk, die zig beklaagen mogt, over 't gene de Regenten der Steden, uit kragte deezer Resolutie, zouden doen, bevolen, zig by niemant anders tevervoegen dan by de Staaten, alzo, op 't gene, by de Geregtshoven, gedaan of voorgenomen mogt worden, geen agt zou worden geslaagen. Eindelyk, besloot men, eene bezending te doen aan Prinse Maurits, aan de Prinsesse Weduwe en aan Prinae Henrik, om dezelven te verzoeken, dat zy de hand leenen wilden, tot het uitvoeren deezer ResolutieGa naar voetnoot(u).’ Deeze bezending geschiedde, | |
[pagina 164]
| |
ten zelfden dage. Men verzekerde den Prins van het goede oogmerk der Edelen en meeste Steden, om de vryheden en geregtigheden van 't Land en den waaren Christelyken Hervormden Godsdienst te handhaaven. Zyne Doorlugtigheid verscheen, hierop, des anderendaags, in de Vergadering van Holland, om der Staaten meening nader te verstaan, die hem, zeide hy, in groote hevigheid, aangediend was; en om tevens te verklaaren, dat hy niet goedvondt, dat de Staaten, tegenwoordig, scheiden zouden, gelyk hy verstaan hadt, het voorneemen te zyn. Sommigen antwoordden den Prinse; doch verwardelyk, en zonder dat 'er omvraag gedaan, of besluit genomen werdtGa naar voetnoot(v). |
|