Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 150]
| |
VII.
| |
[pagina 151]
| |
partyschap uitliep.’ Doch de Prins verklaarde ‘zig altoos onzydig gehouden te hebben, te gelyk begeerende, dat men hem buiten 't geschil lieteGa naar voetnoot(i).’ Uitenbogaard kwam ook te woorde met zyne Doorlugtigheid, en ontdekte klaarlyk, dat hy naar de zyde der Contraremonstranten helde, onder anderen beweerende, dat elke party eene Kerk hebben, en afzonderlyk Avondraaal houden moest: 't welk Uitenbogaard voor openbaare scheuring hieldtGa naar voetnoot(k). De Haagsche Contraremonstranten verzogten, sedert, om eene Kerk. De Staaten oordeelden wel, dat zy zig behoorden voldaan te houden met de openbaare Kerke, daar twee Predikanten van hun gevoelen leerden; doch stonden hun egter de Gasthuiskerk toe, mids zy geenen afzonderlyken Kerkenraad hidden. Maar hierin maakte men zwaarigheid. 't Prediken in de Gasthuiskerke duurde egterGa naar voetnoot(l), van den aanvang deezes jaars, tot in HooimaandGa naar voetnoot(m). Toen werdt, op den negenden, de Klooster-Kerk ingenomen, door de ContraremonstrantenGa naar voetnoot(n). Men wil, dat deeze Kerk, welke men niet gewoon was te gebruiken tot den Predikdienst, eenige maanden te vooren, bezigtigd was, door den PrinseGa naar voetnoot(o). Men was nu bezig om dezelve te herstellen, op last der Staaten van HollandGa naar voetnoot(p). |
|