Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 103]
| |
zig op den stegten staat van 's Lands geldmiddelen, veroorzaakt door den kryg. Aan 't Krygsvolk gaf men goed bescheid; doch verschoof hunne voldoening, van tyd tot tyd. In Engeland, hieldt men aan, met dringen op betaaling, by den Staatschen gezant Noël de Karon, die, eindelyk, als uit zig zelven, voorsloeg ‘dat de Staaten, veelligt, besluiten zouden, het uiterste hunner poogingen in 't werk te stellen, om alle 's Konings agterstallen te voldoen, en 't geld, daartoe noodig, tot eene hooge Rente, op te neemen; zo zyne Majesteit kon goedvinden, hun de herlevering der Steden van verzekering aan te bieden.’ Deeze opening vondt gehoor, by den Koning, die ontbloot was van geld; en by de Hovelingen, die hunnen mono reeds, om stryd, maakten op deezen vetten buit. De Koning schreef, kort hierna, aan de Staaten ‘dat hy, hen aanziende voor zyne goede vrienden en bondgenooten, die een' en denzelfden Godsdienst met hem beleeden, en in de algemeene zaaken, het zelfde belang hadden als hy, geene reden hadt, om te dugten, dat 'er ooit eenig misverstand ontstaan zou, tusschen hen beide: om welke oorzaak, hy, zo zy begeerden zig in 't bezit te stellen van hunne Steden, genegen was, om hun dezelven weder te geeven.’ De Staaten draalden niet, met hun besluit. Karon kreeg last, om met den Koning te handelen. Jakob de I. magtigde zynen geheimen Raad, om de zaak met hem af te doenGa naar voetnoot(z), | |
[pagina 104]
| |
en men was 't eens, binnen weinige dagen. De Staaten verbonden zig, den Koning, voor alle agterstallen, twee millioenen zevenhonderdagtentwimigduizend guldens eens te betaalenGa naar voetnoot(a): en deeden 't, op den bestemden tyd. De bevelhebbers der Steden van verzekering kreegen, nog voor 't einde van Bloeimaand, last, om dezelven te ruimenGa naar voetnoot(b). Prins Maurits toog, in Zomermaand, naar den Briele, om bezit van deeze Plaats en van de twee onderhoorige Sterkten te neemen.Ga naar margenoot+ De Engelsche bezetting, driehonderdvyfenzestig man sterk, verliet de Stad, op den elfden. Ten zelfden dage, trok de bezetting van Vlissingen en Rammekens, die zeshonderd mansterk was, uit deeze twee Plaatsen. De Staaten hielden, nogtans, het Engelsch Krygsvolk in hunnen dienst, stellenlende, ten verzoeke van Koning Jakob, Robert, Burggraaf l' Ile, die Bevelhebber van Vlissingen en Rammekens geweest was, tot Overste van het zelve aanGa naar voetnoot(c). Horatio Vere, gewezen Bevelhebber van den Briele,Ga naar margenoot+ bleef ook in den dienst deezer Landen. Aan 't Fransche Hof, hieldt men het overleveren der verpande Steden voor zulk een' onvoorzigtigen stap van Koning Jakob, dat sommigen niet schroomden, aan den Engelschen Gezant, Thomas Edmonds, te verklaaren ‘dat men, in Frankryk, jaarlyks, de | |
[pagina 105]
| |
Staaten met groote sommen ondersteunde, hun daarenboven veele millioenen, die voor deezen waren opgeschooten, kwytscheldende, om hen te brengen tot de afhangkelykheid, waartoe Groot-Britanje hen, door het bezetten der verpande Steden, gebragt hadt: waarom Koning Jakob zig nergens door moest hebben laaten beweegen, om deeze Steden te ruimen.’ Men voegde 'er by ‘dat Frankryk, tot hiertoe, geen' invloed gehad hadt op den Vereenigden Staat, dan door het styven van Oldenbarnevelds aanhang; hebbende den Koning van Groot-Britanje, aldaar, de gunst der menigte weeten te winnen: doch nuscheen hy veel voordeels aan Frankryk, boven Groot-Britanje, te willen afstaanGa naar voetnoot(d).’ Zo fprak men meer, veelligt, om Koning Jakob spyt aan te doen, dan om dat men waarlyk dagt, dat hy, by de Staaten, veel gerekend geweest was. Nogtans keurden ook veele Engelschen het overleveren der Steden af. En sommigen hebben geschreeven, dat Koning Jakob, bespeurende, dat men hem, met het lossen deezer Steden, verkloekt hadt, na dien tyd, altoos, een kwaad gevoelen behouden heeft tegen den Advokaat OldenbarneveldGa naar voetnoot(e). Over den Lakenhandel, was, sedert eenigenGa naar margenoot+ tyd, ook wederom geschil gereezen met de Engelschen, die geverwde Lakens herwaards voerden, welken men, hier, niet | |
[pagina 106]
| |
wilde ingebragt hebben, alzo zulks strekte tot benadeeling der verweryen deezer Landen. Koning Jakob hadt, hierop, wederom den uitvoer der witte en ongeverwde Lakenen verbooden: 't welk den verweren, met naame die van Middelburg, alwaar men den stapel der Engelsche Lakenen hieldt, niet minder nadeelig was. De Staaten hadden toen hun verbod in zo verre veranderd, dat zy den invoer van gesprenkelde of gemengde Lakenen toelietenGa naar voetnoot(f). Voorts, werden de Engelsche Lakens ook zo smal en slegt gemaakt, dat de Staaten dienstig oordeelden, hiertegen, by verscheiden' Plakaaten op het onderzoek of de tarra der Lakenen, te voorzienGa naar voetnoot(g). Maar Koning Jakob hadt, ook hierover, ongenoegen opgevatGa naar voetnoot(h): waarop, in Bloeimaand des jaars 1617, een Plakaat volgde, by welk, de voorigen, op de tarra der Engelsche Lakenen gemaakt, een weinig gemaatigd werdenGa naar voetnoot(i). De Oktrojen, den Engelschen Koopluiden verleend, werden, ten zelfden tyde, vernieuwdGa naar voetnoot(k). Te vooren, was reeds toegestaan, dat men allerlei geverwde Engelsche Lakens naar Middelburg voeren, en, aldaar, aan vreemdelingen, om buitens Lands verzonden te worden, verkoopen zou mogen: blyvende, voor 't overige, de voorige Plakaaten, in genoegzaame kragtGa naar voetnoot(l). |
|