Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI.
| |
[pagina 100]
| |
waardigheid, juist eens Konings Dogter, voor zynen Zoon, begeerde: 't welk hem belette het oog te wenden naar eender Protestantsche Hoven in Duitschland, en noodzaakte naar eene Roomsche Prinsesse uit te zien. In Frankryk, waren ook nog drie Prinsessen, Zusters des jongen Konings. Doch de oudste werdt, eerlang, den Prinse van Spanje, de tweede den Prinse van Piemont beloofd: zo dat de jongste, nog in lang niet huwbaar, alleenlyk overschoot. Hy neigde hierom meer tot een Huwelyk met Spanje. Ook werdt hem, van daar, hoop gegeven, dat hy in zyn oogmerk slaagen zon: waarom hy, te eer, besloot, met Filips in onderhandeling te treeden, schoon hy, om te beter voorwaarden te bedingen, te vooren goedgevonden hadt, aan 't Fransche Hof over een Huwelyk met Katharina, tweede Dogter van Henrik den IV, te doen handelenGa naar voetnoot(s). Filips de III. hadt, meent men, in 't eerst, in 't aanbinden deezer handelinge, geen ander oogmerk, dan Koning Jakob, door de hoop op het Huwelyk, welk hy zogt, te wederhouden, van zig te moeijen met de zaaken van Gulik en Kleeve; schoon hy, naderhand, van gedagten veranderd is. En dat men de Huwelykshandeling, van welke wy spreeken, zeven jaaren lang wist te rekken, aan 't Spaansche Hof, geest veel gronds, tot dit vermoedenGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+Zy was nog niet openlyk begonnen, of | |
[pagina 101]
| |
men hadt 'er, in den Haage, de lugt van. De Advokaat Oldenbarneveld wist altoos middel, om kennis te krygen van de geheimen des Engelschen Hofs. En men maakte, daar, van dit voorgenomen Huwelyk zo groot een geheim niet; waarom hy 'er te ligter agterkwam. Elk zag, hier, gevaar voor den Staat, in zulk een Huwelyk. In 't byzonder vreesde men, dat Filips, als een der voorwaarden van het zelve, de overlevering der Steden van verzekering in Holland en Zeeland vorderen mogt; en dat Jakob, die voor vreedzaam gehonden werdt, en zeer op het Huwelyk gesteld was, veelligt, tot deeze overlevering besluiten zou. De Staaten hadden, al eenige jaaren, verlangd, om zig van de lastige Engelsche bezetting te ontslaanGa naar voetnoot(u). Doch meer dan agt millioenen guldens te vinden, die Koning Jakob, volgens de jongste afrekeningGa naar voetnoot(v), nog van hun te vorderen hadt, viel moeilyk, en was, tot hiertoe, ondoenlyk geweest. De vrees voor de gevolgen van het ontworpen Huwelyk, en de inhoud van het vyfde punt van het verdrag van den jaare 1604, tusschen Spanje en Groot-BritanjeGa naar voetnoot(w), welk men zig, by deeze gelegenheid, te binnen bragt, deedt de Staaten, nogtans, besluiten, om te beproeven, of men Koning Jakob voldoen, en de Steden van verzekering lossen zou konnen. De gelegenheid hiertoe was hun gunstig.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 102]
| |
De Koning was in geduurige verlegenheid om geld, welk hy zo rykelyk spilde, onder een groot getal van gunstelingenGa naar voetnoot(x), dat hy, naauwlyks, middel wist, om de kosten zyner Hofhoudinge, behoorlyk, goed te maaken. Het Parlement, weetende hoe kwalyk 's Konings inkomsten besteed werden, was, sedert eenigen tyd, onwillig geweest, om hem te ondersteunen. Het laatste was, in 't jaar 1614, vrugteloos, gescheidenGa naar voetnoot(y), en 't volk was thans zo misnoegd op de Regeering, dat het niet te wagten was, dat de Koning een nieuw zou beschryven: 't welk, nogtans, vereischt werdt, om, met 's volks genoegen, aan penningen te geraaken. Dit alles wist men, in den Haage. De eenige zwaarigheid bestondt maar in de zaak derwyze te belciden, dat de Koning de herlevering der Steden zelf voorsloeg; wanneer men gelegenheid hebben zou, om hem, met minder dan agt millioenen, te voldoen, welken men ten volle zou hebben moeten betaalen, als de herlevering, van der Staaten zyde, begeerd was geworden. En om den Koning hiertoe te brengen, werdt het stuk, zo men, meent, voornaamlyk door bestelling des Advokaats, op deeze wyze, aangelegd. |
|