Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIV.
| |
[pagina 93]
| |
magtigden des Hertogs en die der Hanze-Steden, om de geschillen by te leggen. Doch men scheidde vrugteloos. In Oogstmaand,Ga naar margenoot+ sloeg de Hertog, andermaal, 't beleg voor de Stad, haar beschietende met gloeiende kogels, waardoor de voornaamste gebouwen deerlyk beschadigd werden. De algemeene Staaten, aangemaand door den Koning van Groot-Britanje, hadden, ondertusschen, eenigen Gemagtigden, uit de Geldersche en Overysselsche Hanze-Steden naar Lubek geschikt, last gegeven, om een Verdrag met deeze Steden te sluiten, ten behoeve van Branswyk. Zy zonden, daarenboven, GraafGa naar margenoot+ Fredrik Henrik, met een Leger, om de Stad te ontzettenGa naar voetnoot(x). De Graaf vertrok uit den Haage, op den tweeden van Slagtmaand, trekkende, voorts, door Munsterland, over Breemen en Hamburg, naar Brunswyk, en, onder wege, in den naam van den Keurvorst van Brandenburg, bezit neemende van Herwerden en eenige andere Steden, in het Graaffchap Ravensberg. De tyding van zyne aankomst alleen was genoeg, om den Hertog te doen besluiten, tot het opbreeken van 't Beleg. Men trof, daarna, een Bestand. De Hertog zogt Graaf Henrik te beweegen, om te rug te trekken met zyn Leger. Doch de Hanze-Steden vermaanden hem te blyven. De Hertog was, derhalve, genoodzaakt te komen, tot een redelyk Verdrag met de Stad: welk, op den laatsten van | |
[pagina 94]
| |
Wintermaand getekend werdtGa naar voetnoot(y). Ten zelfden, tyde. slooten de Gemagtigden derGa naar margenoot+ Vereenigde Gewesten ook een Verbond van vriendschap en onderlinge bescherming, voor den tyd van twaalf jaaren, met de Hanze-Steden, Rostok, Straalzond, Wismar, Grypswalde, Maagdenburg, Brunswyk, Lunenburg en AnklamGa naar voetnoot(z). Zy trokken, terstond hierop, naar Hamburg en Breemen, met welke beide Steden, in Louwmaand des volgenden jaars, een diergelyk Verbond geslooten werdt. Ook kwam men, eerlang, overeen, wegens het aandeel, welk de Vereenigde Staaten en ieder der Hanze-Steden, in de lasten des Verbonds, zouden hebben te draagenGa naar voetnoot(a). Ga naar margenoot+Tusschen de Munsterschen en de Heeren van Bronkhorst, was lang geschil geweest, over het regt tot de Heerlykheden van Borkelo en Ligtenvoorde. Het Hof van Gelderland, met eenige Raaden, uit de Hoven van Holland, Friesland en Utrecht, gesterktGa naar voetnoot(b), onlangs, uitspraak over dit geschil gedaan hebbende, in voordeel van Joost, Graave van Bronkhorst, beslooten de algemeene Staaten, zig meester te maaken van deeze twee Steden, die Munstersche bezetting inhadden. Herman Kreyink, een deel der bezettinge uit Zutfen en de naaste Plaatsen geligt hebbende, bemagtigde Ligtenvoorde, op den tien- | |
[pagina 95]
| |
den van Louwmaand. De Kolonel Diderik van Dorth trok, met dertien vendelen knegten en negen kornetten paarden, in Sprokkelmaand, naar Borkelo. Men liet hem, terstond, in de Stad, en hielp hem, vervolgens, het Kasteel belegeren: welk, op den vyfentwintigsten, by verdrag, opgegeven, en sedert, zo wel als Ligtenvoorde, met Staatsche bezetting, voorzien werdtGa naar voetnoot(c). Met de Lente deezes jaars, bragten deGa naar margenoot+ Spaanschen, in 't Land van Kleeve, een Leger te velde van zes- of zevenduizend man, onder Graave Henrik van den Berge: 't welk Prins Maurits bewoog, de bezettingen van Emmerik en Rees te vermeerderen, alzo hy voor eene belegering deezer Steden bedugt was. Doch 't bleek, eerlang, dat men voorhadt zig te verzekeren van de Westfaalsche Steden, Zoest en Lipstad, die, in Grasmaand, Spaansche bezetting moesten inneemenGa naar voetnoot(d). De Staaten deeden, kort hierna, Emmerik en Rees merkelyk versterken. De VestingwerkenGa naar margenoot+ van Grol werden, daarentegen, op bevel der Aartshertogen, ook veel verbeterdGa naar voetnoot(e). Tegen de strooperyen en andere baldaadighedenGa naar margenoot+ der Staatsche knegten, in de Landen van Gulik en Kleeve, werdt, in 't najaar, en naderhand meermaalen, doorscherpe Plakaaten, voorzienGa naar voetnoot(f). Ook verbooden de algemeene Staaten, dugtende voor ver- | |
[pagina 96]
| |
loop hunner manschap, omtrent deezen tyd, hunnen onderzaaten zig in krygsdienst van uitheemsche Mogendheden te begeevenGa naar voetnoot(g). |
|