Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIII.
| |
[pagina 89]
| |
ouden te last gelegd hadden. 't Bleek, ten minste, klaar, dat zy zig zelven en die 't met hen hielden alleen in de Regeering zogten te handhaaven; anderen, die 't, naar veeler oordeel, beter meenden met den Godsdienst, daar buiten sluitende. Die 'tGa naar margenoot+ met deeze laatsten eens waren, heette men, hier, Geneefsche, de anderen politike of staatkundige GeuzenGa naar voetnoot(r). In Wintermaand des jaars 1614, hadden eenige Gemagtigden der Burgerye, zo als zy zig noemden, zig by de Wethouderschap vervoegd, met een Vertoog, waarin zy klaagden ‘dat de voorige misbruiken niet geweerd werden; dat men luiden van den Hervormden Godsdienst uit de Regeeringe hieldt, en 'er zulken toe riep, die, in 't stuk der Leere, verdagt waren, of 'er weinig werks van maakten: voorts verzoekende, dat 'er, door Gemagtigden uit de Wethouderschap en uit de Burgerye, eenen onpartydigen Raad mogt benoemd, en door den zelven, de Regeering hersteld worden, op eenen beteren voet.’ De Wethouders hadden, hierop, geantwoord, dat zy zig houden wilden aan 't Oktroi op de bestelling der Magistraat, ten tyde van Leicester, gegeven; 't welk sommigen hunner, nogtans, in 't jaar 1610, reeds gebroken hadden. Men was, hierop, getreden tot de verkiezing der jaarlyksche Wethouderschap. De Gemagtigden der Burgerye hadden 'er eeneGa naar margenoot* aantuiging tegen gedaan, waarop zy | |
[pagina 90]
| |
in hegtenis genomen, en met geslaakt waren, voor dat zy de nieuwe Magistraat voor wettig hadden erkend 't Morren nam, ondertusschen,Ga naar margenoot+ toeGa naar voetnoot(s). De Staaten, op den Landdag, in Sprokkelmaand deezes jaars, byeen gekomen, namen 'er kennis van, en magtigden den Stadhouder, de Gedeputeerde Staaten en het Hof, om den twist, door gevoeglyke wegen, te slissen. Men tradt in onderhandeling met de Wethouders; doch kon 't niet eens worden. Graaf Willem en de twee Kollegien vonden, derhalve, geraaden, zig van de magt, hun verleend, te bedienen, en stelden vast ‘dat de tegenwoordige Wethouders in 't bewind zouden blyven, tot den eersten van Louwmaand naastkomende, wanneer de Stadhouder, de Gedeputeerde Staaten en het Hof, voor deeze reize, eene nieuwe Magistraat en gezwooren' Gemeente bestellen zouden: waarna de Wet, jaarlyks, zou veranderd worden, in deezer voege: dat de dienende Wethouders, op den Nieuwjaarsdag, eerst twaalf Persoonen noemen zouden, der Hervormde Leere, zo als dezelve nu, openlyk, in de Kerke, geleerd werdt, toegedaan, en vaste goederen in de Stad bezittende: dat zy daarenboven, nog vier Persoonen noemen zouden; doch niet uit de gezwooren' Gemeente, of uit de twintig Hopluiden der schutterye: dat die gezwooren' Gemeente en de Hopluiden by deezen vier, elk nog | |
[pagina 91]
| |
vier Persoonen zouden voegen: welken twaalf nog zes anderen tot zig kiezen, en daarna hun getal, by lotinge, tot op de helft, dat is, negen, verminderen zouden; welke negen Electeurs of kiezers der nieuwe Wethouderen zouden zyn, en de plaats van eenen Burgemeester en twee Schepenen, die, jaarlyks, zouden afgaan, uit de eerstgenoemde twaalf Persoonen, vervullen.’ De tegenwoordige Regeering,Ga naar margenoot+ voorziende, dat men haar uit het bewind stellen zou, viel klagtig aan de algemeene Staaten; die, hierop, bewoogen, meent men, door den Advokaat Oldenbarneveld, eenen ernstigen brief naar Leeuwaarden lieten afgaan, waarin, het gezag des Stadhouders en der twee Kollegien, naar sommiger oordeel, veel te laag gesteld werdt. Ook zondenze Christoffel Biesman, Burgemeester van Nieuwmegen, Adriaan Teding van Berkhout, Raad in den Hove van Holland, en Adolf van de Waal, Heer van Moersbergen, naar Leeuwaarden af; die, allen drie den Remonstrantschen toegedaan zynde, de verandering der tegenwoordige Regeeringe zogten te voorkomen. Doch tegen 't einde desGa naar margenoot+ jaars, ontstondt 'er zulk een geweldige oploop, dat men voor een bloedbad begon te vreezen, waarom zy 't bevorderen van hun oogmerk moesten opgeeven. De Stadhouder en de twee Kollegien veranderden de Wethouderschap en gezwooren' Gemeente, stellende drie Burgemeesters aan, die, voor 't jaar 1610, in 't bewind waren geweest, nevens eenen der tegenwoordigen, waarna | |
[pagina 92]
| |
zig alles begon te schikken tot rustGa naar voetnoot(t). |
|