Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV.
| |
[pagina *1]
| |
WILLEM LODEWYK, Graaf van Nassau, Stadhouder van Friesland en Groningen.
Is. Tirion excudit. | |
[pagina 59]
| |
af, ingang gehad by den AdvokaatGa naar voetnoot(k), en hem ging na ‘dat hy Oldenbarneveld belas, en Oldenbarneveld de Staaten.’ Doch tegen 't aanhouden van Vorstius, hadt de Prins zig openlyk verklaard, te kennen geevende ‘dat Uitenbogaard hem deezen man, ten onregte, zo hoog hadtaangepreezen.’ Hieruit, werdt het eerste vermoeden geschept, dat de Prins den Remonstranten niet toegedaan wasGa naar voetnoot(l). Ook namen de Contraremonstranten, schier van deezen tyd af, hunne toevlugt tot zyne Doorlugtigheid. Graaf Willem Lodewyk was den Remonstranten ook ongenegen. En Melander, Geheimschryver van Prinse Maurits, hadt Uitenbogaard verhaald, dat deeze Graaf den Prins hadt zoeken te beweegen, om zig te stellen tegen de Remonstranten, of tegen de Regenten, die han gunstig warenGa naar voetnoot(m). Nogtans sloegGa naar margenoot+ Graaf Willem, die zig, omtrent den aanvang des jaars 1613, in den Haage ophieldt, aan eenige Predikanten vanbeiderlei gezindheid het houden van eene Byeenkomst voor, om, in dezelve, in kleiner getal, dan zy, te vooren, in den Haage, vergaderd geweest waren, te arbeiden tot vrede en eenigheid. De Staaten zelven hadden, reeds te vooren, hunnen Gekommitteerden Raaden gelast, zulk eene samenkomst te bevorderen. Drie Predikanten van elke zyde vergaderden,Ga naar margenoot+ hierop, den zesentwmtiglten vanrentia te Sprokkelmaand, te Delft. De Remonstran- | |
[pagina 60]
| |
ten begeerden, dat men hunne vyf puntenverdraaglyk verklaarde, waartoe de anderen niet verstaan konden. Een derzelven zeide ronduit het tegendeel. De Contraremonstranten vorderden. daarentegen, dat de anren zig zouden verklaaren, op meer dan dertig punten, welken zy hun voorleiden. De Remonstranten verzogten tyd van beraad, waarmede de samenkomst scheidde, houdende de Contraremonstranten voor zeker, dat de geschillen, niet dan door eene Nationale Sinode, te beslegten waren. De Staaten van Holland vonden, daarna, ondienstig, dat men, van de Remonstrantsche zyde, op de voorgelegde punten, antwoordde, oordeelende zy, dat men de Remonstranten, by wyze van beschuldiging en bewys, niet by wyze van onderzoek, van vreemde stellingen moest zoeken te overtuigenGa naar voetnoot(n). Ga naar margenoot+Midlerwyl, hadt Oldenbarneveld den Koning van Groot-Britanje, door den Staatschen Gezant, Noël de Karon, die, onlangs, in Holland geweest was, den staat der Kerkelyke geschillen, hier te Lande, doen vertoonen, en te wege gebragt, dat de Koning den algemeenen Staaten, en daarna ook den Staaten van Holland schreef, dat hy de Leer, die wederzyds betwist werdt, verdraaglyk hieldtGa naar voetnoot(o). Koning Jakob liet zig voorstaan, dat hy de Godgeleerde geschillen in den grond verstondt. In 't jaar 1610, hadt hy den Staatschen buitengewoo- | |
[pagina 61]
| |
nen gezanten reeds te kennen gegeven, dat menze niet op den Predikstoel brengen maar in stilte dulden moestGa naar voetnoot(p). Doch tegen Vorstius hadt hy zig, daarna, heftiglyk verklaardGa naar voetnoot(q), in eenige brieven, in welken by ook de Remonstranten in 't gemeen, als Ketters en Scheurmaakers, hadt afgemaaldGa naar voetnoot(r). Men verwonderde zig, hierom, over de brieven, welken hy nu herwaards zondt. De Contraremonstranten hielden, dat de ontwerpen hier gemaakt waren, en dat men, daarop, 's Konings goedkeuring, looslyk, hadt weeten te verkrygen. De beroemde Hugo de Groot, thans Advokaat Fiskaal der Staaten van Holland, werdt gehouden voor den opsteller van 't geschrift, waarin men den Koning den staat der geschillen vertoond hadt: zelfs zou hy de brieven ontworpen hebben, welken de Koning herwaards zondt; doch hy heeft dit beide, naderhand, duidelyk ontkendGa naar voetnoot(s). Ondertusschen, zogten de Contraremonstranten, door redenen en schriften, den jongsten raad des Konings van Groot-Britanje vrugteloos te maaken. De Groot, die thans, om zaaken der Oostindische Maatschappye, in Engeland, was, arbeidde hiertegen, by verscheiden' voornaame Engelsche Geestelyken, en by den Koning zelvenGa naar voetnoot(t). Ook gaf hy, in dit zelfde jaar, een boek inGa naar margenoot+ 't licht, getiteld Godsdienstigheid der Staaten | |
[pagina 62]
| |
van Holland en Westfriesland, waarin hy 't gedrag der Staaten, in 't beveelen der verdraagzaamheid aan de verschillende partyen, geleerdelyk, verdedigde. 't Werk was, voornaamlyk, gerigt, tegen Sibrandus Lubbertus, Professor te Franiker, die de Staaten, in zekere opdragt, scherp hadt doorgestreeken. Hy antwoordde de Groot wederom; doch zyn boek werdt, door de Staaten van Holland, als een fameus libel, verboodenGa naar voetnoot(u). Maar met dit schryven werdt de rust, dieGa naar margenoot+ men zogt, niet bevorderd. De Remonstranten en Contraremonstranten vervoegden zig, eerlang, met nieuwe Vertoogen, by de Staaten van Holland, in welken, de eersten verzogten, dat den laatsten belet mogt worden, tegen hen, uit te vaaren op den Predikstoel, en hunne Leer voor onverdraaglyk te verklaaren. Deezen spraken, daarentegen, het dulden der Remonstranten tegen, begeerende, dat hun gelast mogt worden, te antwoorden op de punten, hun te Delft overgeleverd.Ga naar margenoot+ De Staaten verbooden het uitgeeven van beide deeze schriften, op dat dezelven niet hinderlyk zyn mogten aan het besluit tot de vrede der Kerken, waarover zy tegenwoordig raadpleegden. Hugo de Groot, die, in Zomermaand, Pensionaris van Rotterdam geworden, en, wegens deeze Stad, ter Dagvaart gezonden was, hadt dit Besluit ontworpen; doch het werdt, meermaalen, in de Vergadering der Staaten, gelezen, herezen, veranderd en beschaafd, inzonder- | |
[pagina 63]
| |
heid, op het aanhouden van Dordrecht, daar niet dan Contraremonstrantsche Predikanten warenGa naar voetnoot(v). In Louwmaand des volgenden jaars, werdt het, eindelyk, goedgekeurd, door de Edelen, Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Gouda, Rotterdam, Gorinchem, Schiedam, Schoonhoven, Briele, Alkmaar, Hoorn en Medenblik: waar by zig, eindelyk, ook Monnikendam en Purmerende voegden. Doch Amsterdam verklaarde rondelyk ‘niet te bewilligen in het besluit, begeerende, dat zulks op den kant zou worden aangetekend, of anders verklaard, dat het besluit, by meerderheid van stemmen, genomen was.’ Die van Enkhuizen en Edam verklaarden, geenen last te hebben, om zig te voegen by de meerderheidGa naar voetnoot(w). 't Besluit liep op deezen zin: ‘DatGa naar margenoot+ de Sraaten, gebruikende de magt, die hun, als wettige hooge Overheid, toekwam, belastten, dat men, in 't uitleggen der H. Schriften, zou hebben te zorgen, om der Gemeente en goeden ingezetenen in te scherpen, dat het begin, midden en einde van 's menschen zaligheid, met naame ook het geloof, niet 's menschen natuurlyken kragten of werken; maar Gods genade, in Christus, alleen moest toegeschreeven worden; dat God geene menschen ter verdoemenisse geschaapen hadt; noch noodzaakte tot de zonde; noch noodigde tot de zaligheid, | |
[pagina 64]
| |
terwyl hy beslooten hadt, hun die niet te geeven. Dat het, wyders, vry zou staan, over 't Leerstuk der Predestinatie of Godlyke Voorschikking, in de Hooge Schoolen en onder de Leeraars en geleerden, vriendelyk te redentwisten en te verschillen; doch dat de Staaten niet verstonden, dat deeze geschillen, op den predikstoel of anders, onder 't gemeene volk, gebragt zouden worden: noch dat men iemant, die niet hooger leerde of gevoelde, dan dat God, van eeuwigheid, in Christus, ter eeuwiger zaligheid, verkooren hadt zulken, die, door zyne genade, in Christus gelooven, en, by dit geloove, volharden zouden, en daarentegen ter verdoemenis verworpen zulken, die niet geloofden en in hun ongeloof bleeven; verder moeide, of drong hooger te leeren: alzo de Staaten deeze Leer voor genoegzaam ter zaligheid en tot Christelyke stigting bekwaam hielden. Eindelyk, belasttenze den Kerkendienaaren, zig, in alle andere punten der Leere, te houden aan Gods woord, en aan 't gene doorgaans, by de Hervormde Kerken, aangenomen, en, in dezelfde Kerken, hier te Lande, geleerd was, en zig, in liefde, eenigheid en goede stigtinge, te gedraagen, naar 't gene, by de voorgaande Staatsbesluiten, was goedgevondenGa naar voetnoot(x).’ Op deeze wyze, meenden de meeste Leden van | |
[pagina 65]
| |
Holland de rust in de Kerke te konnen herstellen. Doch eer wj verhaalen, hoe hun Besluit, welk nogtans niet blykt, als een Staatsbesluit, uitgegeven geweest te zynGa naar voetnoot(y), opgenomen werdt, zal 't noodig zyn, tot het verhaal der weereldlyke zaaken van deezen tyd, te rug te keeren. |
|