Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 54]
| |
Steden waren overgezondenGa naar voetnoot(s), hadden de Staaten, andermaal, den vystienden van Slagtmaand, beslooten ‘dat men niemant de vyf punten der Remonstranten opdringen zou; doch dat ook niemant boven dezelven bezwaard zou worden, en dat partyen elkanderen broederlyk zouden hebben te draagenGa naar voetnoot(t).’ Doch men schikte zig luttel naar dit besluit. De RemonstrantenGa naar margenoot+ verdedigden, meende men, Vorstius te sterk, die gehouden werdt, ruimer te gaan dan zy zelven deeden, en eerlang, met behoudenis zyner wedde, geschorst werdt in zyn Ampt, eer hy 't nog geoefend hadtGa naar voetnoot(u).Ga naar margenoot+ Gomarus hadt, reeds te vooren, zynen dienst opgezeid en deeze Landen verlaatenGa naar voetnoot(v): in beider plaats, werden, in 't volgende jaar,Ga naar margenoot+ beroepen Joannes Polyander, die 't gevoelen der Contraremonstranten aanhing, en Simon EpiscopiusGa naar voetnoot(w), die dat der Remonstranten verdedigd hadt, in de Haagsche Conferentie. De Heeren Curateuren der Leidsche Hooge Schoole scheenen dus, even als de Staaten, beiden den partyen gelyk voorregt te willen geeven, en, op deeze wyze, deGa naar margenoot+ rust te willen bewaaren. De Advokaat Oldenbarneveld, die zeer drong op de vrede onder de Kerkelyken, hadt ook, op nieuws, op het tapyt gebragt, het Ontwerp der Kerkenordening van den jaare 1591Ga naar voetnoot(x), waar- | |
[pagina 55]
| |
by der burgerlyke Overheid groot gezag gelaaten werdt, over Kerkelyke zaaken, met naame, over 't beroep der KerkendienaarenGa naar voetnoot(y). Hoognoodig hieldt hy, in deezen tyd, het vaststellen deezer Kerkenordening, om dat men, door middel derzelve, met der tyd, alomme, vreedzaame Predikanten zou konnen bekomen. Ook werdt, in Sprokkelmaand des jaars 1612, beslooten ‘dat elke Stad of Dorp zig, zo 't de Regeering, aldaar, geraaden vondt, in 't beroepen der Kerkendienaaren, by voorraad, naar de gemelde Kerkenordening, zou mogen schikken, uit den naame van 's Lands StaatenGa naar voetnoot(z).’ By de Staaten van Utrecht,Ga naar margenoot+ werdt, ten zelfden tyde, diergelyke Kerkenordening ontworpen, en, daarna, by voorraad, vastgesteldGa naar voetnoot(a). De Contraremonstranten vonden egter, in 't algemeen, geen gevallen in deeze Kerkenordeningen, en minst in de laatste, die, omtrent de Leer, plegtigheden en Kerkentugt, regels voorschreef, welken zy hielden verder te gaan dan het der burgerlyke Overheid toestondt. Zy verlangden, derhalve, naar eene Sinode, waarin alles kerkelyk geregeld zou worden: doch wilden niet hooren van het overzien der Belydenisse en Catechismus, waarop de Remonstranten bleeven staan. Midlerwyl, arbeidde men, in verscheiden'Ga naar margenoot+ Steden, om de Predikanten te houden, tot het naarkomen der Staatsbesluiten, ter | |
[pagina 56]
| |
behoudenis van rust en eendragt genomen. Te Rotterdam was, in Wynmaand des voorleeden jaars, de Predikant Kornelis Geselius, die, naar 't oordeel der Wethouderschap, te hevig uitvoer van den Predikstoel tegen de Remonstranten, afgezet van zynen dienst. Doch als hy, daarna, bestondt afgezonderde Vergaderingen te houden, en zig en den zynen den naam van de Kruiskerk te geeven, werdt hem, in Sprokkelmaand daaraan, de Stad ontzeid. En toen hy weigerde te vertrekken, leidde de Baljuw, met zyne dienaars, hem, des morgens voor zessen, ter poorte uit. Hy verdedigde zig, sedert, in openbaaren druk, zeggende ‘dat hy, slegts in 't algemeen en zonder iemant te noemen, tegen verleiders en vyanden der Kerke, gepredikt hadt, 't welk men hadt goedgevonden toe te passen, op zyne Remonstrantsche medeleeraarsGa naar voetnoot(b).’ Voorts ving hy terstond aan te prediken te Schiedam en te Delftshaven, daar hem veele Rotterdammers kwamen hooren, die, sedert, ook by andere Contraremonstrantsche Predikanten, te Schiedam en op de Dorpen, ter preeke en ten Avondmaal gingen: waarom zy, by de Remonstranten, den scheldnaam van Slykgeuzen kreegenGa naar voetnoot(c). Geselius werdt, eerlang, te Edam, beroepen. Midlerwyl, hieldt men, binnen Rotterdam, nog afgezonderde Vergaderingen, onaangezien de Wethouderschap pe zelven, op den vyfden van Lentemaand, | |
[pagina 57]
| |
openlyk verbooden hadt, eene boete stellende van honderd guldens, op het aanleggen van zulke Vergaderingen, en van tweehonderd guldens, op het leenen van eene plaats tot dezelvenGa naar voetnoot(d). Doch gelyk men, te Rotterdam, den ContraremonstrantenGa naar margenoot+ belet hadt, naar hunnen zin, te prediken, zogt men, op andere plaatsen, de Remonstranten van den predikstoel te houden. Te Warmenhuizen, was Petrus Emilius, Remonstrantsgezind, naar de Kerkenordening des jaars 1591, tot Predikant beroepen. Doch 't gemeen, van buiten opgemaakt, hieldt hem uit de Kerke. Men sloot de kerkdeur, met nieuwe sloten, en sloeg 'er paalen voor. Willem Bardes, Heer van Warmenhuizen, moest geweld gebruiken, om de Kerk open te krygen. Doch 't beroep op Emilius bleef steeken: en 't hadt, naderhand, nog veele moeite in, eenen Predikant te krygen, tot redelyk genoegen van den Heer en van de GemeenteGa naar voetnoot(e). In Gelderland en in Overyssel, begondenGa naar margenoot+ zig, ten deezen tyde, verscheiden' Predikanten te verklaaren, voor 't gevoelen der Remonstranten, met naame te Nieuwmegen, te Bommel, en te Tiel; schoon zy, kort te vooren, in eene Sinode, te Harderwyk, hadden helpen vaststellen, dat de Belydenis en Catechismus, in allen deele, schriftuurlyk waren. In 't Kwartier der Veluwe, wa- | |
[pagina 58]
| |
ren de meesten, in dat van Zutfen, alle de Predikanten den Contraremonstranten toegedaan. Te Arnhem, alleen, hadt men tweeGa naar margenoot+ Remonstrantsche Predikanten. In Overyssel, waren 'er verscheiden', met naame te Deventer, te Kampen, en in eenige Dorpen. Doch in Zeeland, in Friesland, en in Groningen en Ommelanden, hielden de Predikanten allen de Contraremonstrantsche zydeGa naar voetnoot(f). Ga naar margenoot+In 't weereldlyke, gebeurde dit jaar, weinig van belang, welk wy niet, te vooren, gemeld hebben. Alleenlyk moeten wy nog aantekenen, dat Keizer Rudolf de II, op den tienden van Louwmaand, te Praag, overleeden zyndeGa naar voetnoot(g), door zynen Broeder, Matthias, Koning van Hongarye, den zelfden, die, in den jaare 1577, tot de Regeering der Nederlanden beroepen geweest wasGa naar voetnoot(h), in de Keizerlyke waardigheid, opgevolgd werdtGa naar voetnoot(i). |
|