Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Indie, om de schade te boeten, die zy, aldaar, in 't voorleeden jaar, geleeden hadt. In Wintermaand, verkogt zy omtrent agttienduizend baalen Pepers, tot negenentwintig, eenendertig en drie-endertig grooten 't pond, in agttien maanden, elke negen maanden de helft, te betaalen: waarvan zy, door den tyd, omtrent zeshonderd vierentwintigduizend guldens ontvingGa naar voetnoot(m). Men kan, hieruit, 't belang des Indischen handels afneemen. De Vloot, die thans uitgerust werdt, of een gedeelte derzelve, ontmoette, omtrent de Kabo Verdische Eilanden, zeventien Spaansche Oorlogsschepen, met welken zy slaags raakte. 't Gevegt was hevig. Doch de Spaanschen kreegen de nederlaag, verliezende alle hunne schepen, op vier naGa naar voetnoot(n). Ga naar margenoot+'t Vuur van oneenigheid tusschen den Graave van Oostfriesland en de Stad Embden was, onaangezien de tusschenspraak der Vereenigde StaatenGa naar voetnoot(o), in den jaare 1609, wederom heviger ontsteken, dan te voorenGa naar voetnoot(p), Graaf Enno hadt, in Herfstmaand des gemelden jaars, eenen Landdag beschreeven, te Aurik, eene beslooten' Stad, alwaar hy zelfs een Slot hadt. De Embders hielden dit te stryden met hunne voorregten, volgens welken, de Stenden van Oostfriesland, niet dan in open' Plaatsen, behoeven te vergaderen. Hopman Herman Wessels werdt, met een deel Krygsvolk, naar Aurik gezonden, | |
[pagina 53]
| |
om de aangelegde Byeenkomst te verstooren. Hy raakte in de Stad, en handgemeen met 's Graaven soldaaten, die op 't Slot lagen; doch wel haast verdreeven werden. Toen werdt het Slot geplonderd, en eenige Heeren gevangen genomen. De Raad van Embden veroordeelde nogtans dit bedryf, gelyk, sedert, ook de algemeene Staaten deeden. De gevangenen werden, terstond, geslaakt, eenige geplonderde goederen te rug gegeten, en Hessels in hegtenis genomen. De Gemagtigden van den Graave en van de Stad verscheenen, wederom, in den Haage, in 't begin des jaars 1610Ga naar voetnoot(q). Men handelde, hier, eenen geruimen tyd. Doch de Staaten zonden, in de Lente des jaars 1611, zeven Gemagtigden naar Oostfriesland, om een Verdrag te doen sluiten, waarvan men, ondertusschen, de voorwaarden ontworpen hadt. Dit geschiedde, op den twintigsten van Bloeimaand, te Oosterhuizen. 't Verdrag werdt eerst getekend door Graave Enno; toen, door de Gemagtigden der algemeene Staaten; vervolgens, door die van de Oostfriesche Ridderschap, van de Steden Embden, Norden en Aurik en van den Huismans HandGa naar voetnoot(r). |
|