Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVI.
| |
[pagina 26]
| |
aars naast overeen kwamen met het gevoelens sedert, door Arminius, voorgestaan, de hand boven 't hoofd gehouden, en, daaretegen, zyn best gedaan hadt, om de Predikanten van de Consistorie, gelyk menze noemde, ter Stard uit, te doen vertrekken. Naderhand, afgegaan, in 't jaar 1593Ga naar voetnoot(d), was hy, door anderen, met of zonder reden, van't Burgemeesterlyk kussen, en, door den tyd, ook uit andere ampten van Regeeringe gehouden. Doch, zig niet konnende gewennen aan een ampteloos leeven, zogt hy, door 't verwekken van oproer onder de Gemeente, zig wederom ter Regeeringe in te dringen. Of hy, op 't stuk van den Godsdienst, ondertusschen, andere inzigten gekreegen hadt, is twyfelagtig. Dit niet, dat hy, van sommigen, naderhand, onder de egte Hervormden, gelyk men hen, die 't met Gomarus hielden, noemde, geteld, en om het ongelukkig lot, welk hem, sedert, trof, zeer beklaagd isGa naar voetnoot(e). De Gemeente was nu, eenige jaaren herwaards, misnoegd geweest op de Regeering; zo, ter oorzaake van de lasten, die men haar opgelegd hadt, als, om dat men haar diets hadt gemaakt, dat de Stads inkomsten niet behoorlyk aangelegd, en de Privilegien der Burgeren, in veele opzigten, verkort werden. Kanter roeide hier onder, zoekende ook de Roomschgezinden aan zyne koorde te krygen, door zig, terwyl men nog over 't Bestand handelde, te laaten verluiden ‘dat men hun, die | |
[pagina 27]
| |
den oorlog hadden helpen voeren, eene openbaare Kerk behoorde toe te staan.’ Tot medestander hadt hy Henrik van Helsdingen,Ga naar margenoot+ die ook Schepen en Raad geweest; doch, sedert eenige jaaren, buiten bewind gehouden wasGa naar voetnoot(f). En deezen twee bragten, eindelyk, in den aanvang deezes jaars, te wege, dat eenige Schutters hunne Hopluiden bewoogen, om, by de Regeering, aan te dringen, op herstelling der Privilegien. 't Geschiedde. De Regeering stelde uit, te antwoorden, tot op de wederkomst van den eersten Burgemeester, Jonkheere Justus van Ryzenburg, die in den Haage was. Doch dit uitstel geviel der Gemeente niet. Men maakte haar diets, dat het geschiedde, om, ondertusschen, krygsvolk in de Stad te brengen, en eenigen 't hoofd voor de voeten te leggen. Straks daarna, loopt men te wapen, en maakt zig meester van de sleutels der Poorten, die dag en nagt bewaakt werden. Den Roomschgezinden werdt ingeboezemd, dat men ook voorhadt, him vryheid van Godsdienst te bezorgen: waardoor zy zig lieten beweegen, om, insgelyks, de wapenen op te vatten. Tien of elf GemagtigdenGa naar margenoot+ der Burgerye, onder welken Kanter, en, zo ik meen, ook Helsdingen was, traden, den eenentwintigsten van Louwmaand, naar 't Stadhuis, met een Vertoog, waarby zy verzogten, dat de Regeering, terstond, afstand deedt van haare ampten, en der Gemeente, by schriftelyke Acte, verlof gave, om, voor | |
[pagina 28]
| |
deeze reize, andere Wethouders te kiezen, op dat dezelven, door Prinse Maurits, als Stadhouder, bevestigd mogten worden. Van 's Prinsen gezindheid hiertoe scheenen zy zig, met of zonder grond, verzekerd te houden. De Magistraat moest hun te wille zyn. 't Getal der Gemagtigden werdt, toen, met zestien anderen, vermeerderd, die, met elkanderen, de keuze der nieuwe Regeeringe doen zouden; schoon veele Burgers verklaarden, dat het hun niet zo zeer te doen geweest was, om verandering in de Regeering, als om herstelling der Privilegien en afschaffing der Schattingen. De Gemagtigden stemden, genoegzaam allen, elkanderen tot Regenten. Kanter en Helsdingen werden Burgemeesters. De Prins bevestigde deeze keuze; magtigende den Schout, om de nieuwe Regenten te beëedigen, gelyk, op den vierden van Sprokkelmaand, geschieddeGa naar voetnoot(g). Midlerwyl, bleef de Stad nog vol beweeging, vorderende de Gemeente afschaffing van eenige lasten. Kanter en de zynen, haar met de hoop hierop gevleid hebbende, moesten haar wel iet toegeeven. Doch men eischte nog andere nieuwigheden. 't Volk, eens aan 't hollen gebragt, was niet wederom tot stilstand te krygen. Prins Maurits zelf, sedert in de Stad gekomen, scheen de Gemeente niet te konnen brengen, tot het afleggen der wapenen. Zelfs begeerden eenigen uit de RegeeringGa naar voetnoot(2), den Prinse, naar | |
[pagina 29]
| |
't schynt, grooter gezag willende doen geeven, dat hy van den eed, aan de algemeene Staaten en aan den Lande van Utrecht gedaan, zou ontslaagen worden. Den Prins hierop vertrokken zynde, beslooten de algemeene Staaten, Dagvaart, te Woerden, te beschryven, alwaar de Staaten van Utrecht, de nieuwe Regeering der Stad, en de Burgery, afzonderlyk, gehoord werden. De algemeene Staaten vorderden, hier, dat de geschillen aan hun verbleeven werden; waartoe de Staaten van 't gewest beslooten; doch de Regeering en Burgery van Utrecht wilden 'er niet toe verstaan. De algemeene Staaten vonden, hierop, geraaden, 't geschil te beslegten, met de wapenen. GraafGa naar margenoot+ Henrik Fredrik, met eenig volk afgezonden zynde, kwam voor de Stad; daar men, in 't eerst, nog aan 't sterken der wallen viel, als hadt men voorgehad, een beleg te verduuren. De Roomsche geestelyken zelven sloegen de hand aan de spade. Doch men bedagt zig wel haast, en opende de poorten, op den zesden van Grasmaand: na dat men overeengekomen was ‘dat 'er, voor den gewoonlyken tyd, zynde den eersten van Wynmaand, ouden styl, aanstaande, geene verandering in de Regeering geschieden zou; dat de vendels, onlangs aangenomen, door de nieuwe Wethouderschap, zouden worden afgedankt; dat de Stadagt vendels zou inneemen, boven de twee, | |
[pagina 30]
| |
die 'er, geduurende 't beleg, waren uitgetrokken, en dat de gereezen' geschillen verbleeven zouden worden, aan de uitspraak der Fransche en Engelsche Gezanten, der algemeene Staaten, en van Prinse Maurits en de Raaden van Staate.’ De Stad, hierop, bezetting ingenomen hebbende, weigerde de Wethouderschap, de Acte van onderwerping te tekenen, die haar, van wege den Raad van Staate, werdt voorgehouden. Ook scheen zy, in andere opzigten, niet aan de hand te willen gaan: waarom de algemeene Staaten, die nu de magt in handen hadden, beslooten, de nieuwe WetGa naar margenoot+ van den eed te ontslaan, en de oude te herstellen, gelyk, op eenen Brief van zyne Doorlugtigheid, door Graave Ernst van Nassau en de Raaden van Staate, in 't begin van Bloeimaand, geschieddeGa naar voetnoot(h). Elk, die iet in te brengen hadt, tegen de herstelde Regeeringe, werdt, toen, voor den Raad van Staate gedagvaardGa naar voetnoot(i). Niemant verscheen hier dan Jonkheer Reinaard van Aaswyn, Heer van Brakel, benevens Kanter en Helsdingen, die vierenzeventig punten van beschuldiging inleverden. Doch de Raad keurdeze allen ongegrond, of van klein belang, en beval, hierop, aan elk een eeuwig stilzwygenGa naar voetnoot(k). Voorts, werden 'er eenige punten geregeld, die, te vooren, aan de uitspraak der Raaden van Staate, verblee- | |
[pagina 31]
| |
ven warenGa naar voetnoot(k). De Regeering vorderde ook den Burgeren eenen nieuwen eed van getrouwheid af, die, zelfs door Kanter en Helsdingen, gedaan werdtGa naar voetnoot(l) Men hoopte dus de rust, eindelyk, hersteld te zullen zien. Doch veelen bleeven nog al woelen, met het houden van vergaderingen, en met het maaken en strooijen van schotschriften, tegen de Regeering. In Wintermaand, deedt men onderzoek naar eenigen van deeze luiden. Sommigen, voorvlugtig zynde, werden, metGa naar margenoot+ de klok, ingedaagd. Eindelyk, ontdekte men eene geheele samenzweering, om den Kolonel Joan Ogle, Overste der bezetting, te vatten, het krygsvolk te overmeesteren, en, daarna, de Regeering, op nieuws, te veranderen: al 't welk, gewapenderhand, stondt te geschieden. Ter oorzaake van deeze samenzweering, raakten elf Persoonen in hegtenis, en onder deezen Kanter en HelsdingenGa naar voetnoot(m). Vier van de elf beleeden ‘dat zy zig, tot het voorgemelde, meermaalen, by eede, verbonden hadden; ook gezwooren, dat hy des duivels eigen zyn zou, die den toeleg ontdekte.’ Deezen vier, te weeten Jan Gerritszoon Klinket, Jan Ruisch, Schoenmaaker, Gerrit Obyn, Postmeester, en Andries Henrikszoon, Schoolmeester en Koster der S. Nikolaas Kerke, werden ten zwaarde verweezen: doch Klinket, die 't geheim des aanslags, goedwillig, bekend hadt, ver- | |
[pagina 32]
| |
wierf vergiffenis. De overigen drie kreegen, nog op de Strafplaats, verzagting van vonnis, en werden gebannen met verbeurdverklaaring hunner goederen. De Koster, niet dan de dood te gemoet ziende, beleedt, ongevergd, ten aanhooren van 't volk ‘dat hy, zo de verandering gelukt was, twee Predikanten, Speenhoven en Taurinus, beide in de gevoelens van Arminius, met eigen' handen, van 't leeven beroofd zou hebben.’ Helsdingen, in den Haage gevat zynde, vervoegde zig met een smeekschrift aan den Prinse, en werdt, sedert, naar Utrecht gezonden. Kanter en hy, die meer niet beleeden hadden, dan dat hun de toeteg bekend was geweest, en dat men, onder anderen, voorgehad hadt, hen beide wederom Burgemeesters te maaken, werden, in Bloeimaand des jaars 1611, insgelyks, gebannen. Kanters goederen werden geheel; die van Helsdingen, voor de helft, verbeurd verklaardGa naar voetnoot(n). Prins Maurits, als Stadhouder, en de Staaten 's Lands van Utrecht gaven, in Bloeimaand des jaars 1612, een Plakaat uit, waarby aan elk verbooden werdt, de ballingen of voorvlugtigen ter oorzaake der jongste-beroerte te herbergen, of te huizenGa naar voetnoot(o): waarop, in Oogstmaand, diergelyk Plakaat van de algemeene Staaten volgdeGa naar voetnoot(p). Doch Kanter begaf zig, eerlang, | |
[pagina 33]
| |
naar Leeuwaarden, en Helsdingen naar Amsterdam: in welke tweeSteden, zy beide gestorven zyn. Men getuigt, dat zy zig by de Gereformeerden, sedert ook Contra-remonstranten geheeten, gehouden hebben, en dat de tegenwoordige Regeering van Utrecht den Remonstranten, gelyk die van Arminius gevoelen, naderhand, genoemd zyn, toegedaan wasGa naar voetnoot(q). |
|