Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV.
| |
[pagina 25]
| |
de Raadkamer op, en dreeven de Wethouderschap, bezig met het doen der jaarlyksche verkiezinge, naar buitenGa naar voetnoot(a). De Gilden, hierop byeengekomen zynde, bragten de Gemeente in de wapenen, en traden toen zelven tot de aanstelling eener niewe Wethouderschap, die, voor deeze reize, en om meerder zwaarigheden te voorkomen, in de Regeering, bevestigd werdt. Doch op 't einde deezes jaars, vermaande Graaf Willem Lodewyk, Stadhouder van Friesland, den Gedeputeerden Staaten ‘zorg te draagen voor diergelyke moeilykheid, de ontslaagen' Wethouders te vrede te stellen, en, voor alle dingen, te verhinderen, dat 'er geene Spaanschgezinden, Papisten, omgekogten en andere vyanden van den Staat in 't bewind raaktenGa naar voetnoot(b).’ Met welke naamen, by veelen, ten deezen tyde, zulken betekend werden, die 't gevoelen van Arminius waren toegedaan. 't Leedt egter nog; eenige jaaren, eer 'er, te Leeuwaarden, nieuwe verandering kwam in de Regeeringe. |
|