Vaderlandsche historie. Deel 10
(1754)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijII.
| |
[pagina 8]
| |
gewaagd hebben, hadt het sluiten van 't Bestand wel niet konnen verhinderen; doch wikkelde, eerlang, de Vereenigde Gewesten in nieuwe krygstoerustingen in, waarvan, reeds in dit jaar, voorbereidsels gezien werden. De Vorstendommen des overleeden' Hertogs, Gulik; Kleeve, Berg, Mark en Ravenstein, mogten, volgens de Huwelyksvoorwaarden, geslooten tusschen zynen Grootvader en Grootmoeder, Joan van Kleeve en Maria van Gulik, nimmer vaneen gescheiden worden. De Hertog was nu, zonder kinderen, overleeden. Zyne oudste Zuster, zynde zynen Broeder ongehuwd gestorven, was, in 't jaar 1572, getrouwd met Albrecht Fredrik, Hertog van Pruissen, wien zy geene Zoonen; maar alleenlyk vier Dogters gebaard hadt. Zelve was zy, reeds voor haaren Broeder, overleeden. Haare oudste Dogter was met Joan Sigismond, Keurvorst van Brandenburg, getrouwd, en deeze vorderde, uit naam zyner Gemaalinne, die in de plaatse haarer Moeder kwam, de gantsche nalaatenschap des overleeden' Hertogs. Eene tweede Zuster van deezen leefde nog, en hadt Filips Lodewyk, Paltsgraaf van Nieuwburg, tot haaren man. Haar oudste Zoon, Wolfgang Willem, maakte, van wege zyne Moeder, ook aanspraak op de Kleefsche nalaatenschap. Twee andere Zusters des Hertogs waren getrouwd met Joan, Hertog van Tweebrugge, en Broeder des Paltsgraafs van Nieuwburg; en met Karel, Markgraave van Burgau, die beide ten minsten een deel der nalaatenschap vorderden, doch, by | |
[pagina 9]
| |
mangel van magt, hunnen eisch weinig konden doen gelden. De Vorsten van Brandenburg en Nieuwburg waren, reeds in Bloeimaand, overeengekomen, dat zy zig, gezamenlyk, in 't bezit der Landen, stellen zouden, en, binnen zekeren tyd, over derzelver verdeeling, minzaam, overeenkomenGa naar voetnoot(q). De tegenwoordige Regeering zogt zig, daarentegen, te handhaaven in 't bewind, tot dat 'er geregtelyke uitspraak geschied zou zyn, over de nalaatenschap; op een gedeelte van welke, behalve de genoemden, nog andere Vorsten aanspraak maakten. Keizer Rudolf begreep, dat hem de nalaatenschap in handen gesteld moest worden, tot dat elks regt onderzogt was. De Amptman van Gulik maakte zig zelfs meester van deeze Stad, uit den naam des Keizers. DochGa naar margenoot+ de Koningen van Frankryk en Engeland, de Staaten der Vereenigde Gewesten en de Protestantsche Vorsten in DuitschlandGa naar voetnoot(r) begunstigden 't Verdrag der Vorsten van Brandenburg en Nieuwburg, beloovende, daaraan de hand te zullen houdenGa naar voetnoot(s). Ook werden deeze Vorsten, eerlang, in de Kleefsche Landen, gehuldigd. De Aartshertogen schikten zig, daarentegen, om 's Keizers oogmerken te bevorderen: 't welk de Vorsten bezitters bewoog, eenigen onderstand in Krygsbehoeften van de Vereenigde Staaten te verzoeken, die hun, op den vieren | |
[pagina 10]
| |
twintigsten van Wynmaand, beloofd werdt. Het Huis van Saxen, insgelyks, regt voorwendende op de Kleefsche Landen, zogt de Vereenigde Staaten te beweegen, om zig, met het geschil over dezelven, niet te moeijen. Doch men schroomde niet, den Saxischen Gemagtigde te antwoorden,; dat het ‘belang der Vereenigde Gewesten vorderde, zorg te draagen, dat men goede nabuuren kreeg, in de Kleefsche en Guliksche Landen: waarom zy den Vorsten van Brandenburg en Nieuwburg reeds hunne hulp hadden toegezeid.’ Ondertusschen, zogt men zig, van wederzyde, in de betwistte Landen te sterken. De Keizerschen, onder den Aartshertog Leopold van Oostenryk, hielden zig binnen Gulik. De Paltsgraaf van Nieuwburg hadt Duuren ingenomen: waarna, de beide Vorsten de Plaatsen om Gulik, alomme, vervulden met Krygsvolk. Van tyd tot tyd, werdt 'er, met wederzydsch nadeel, gevogten: 't welk, tot in den Zomer des volgenden jaars, duurdeGa naar voetnoot(t). |
|