Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. Opschudding te Gend.Te Gend was, in Wynmaand, nieuwe beroerte ontstaan, die zwaare gevolgen hadt. De bezetting te Dendermonde, staande onder den Heere van Ryhove, was aan 't muiten geslaagen, by gebrek van betaaling. Van deeze gelegenheid zogten de aanhangers van Imbize, die, ondertusschen, uit Duitsch- | |
[pagina 506]
| |
land, herwaards, ontbooden was, zig te Gend te bedienen, om Ryhove den voet te ligten, Joost Triest tot Overste van Dendermonde, en Imbize tot Voorschepen van Gend te maaken. Triest dan en nog twee anderen, met eenig geld, tot stilling der muitelingen, naar Dendermonde getoogen, lieten Ryhove te Gend, daar men hem de poort voor 't hoofd toehieldt. Hy, berigt van de naderende komst van Imbize, past 'er nogtans buiten te raaken, alzo zy slegts gegrendeld was, rent naar Dendermonde, en doet de Gendsche Gemagtigden, die, verzet van hem daar te zien, hem waren komen begroeten, terstond, in hegtenis neemen, alwaar zy wel elf maanden zaten. Imbize, midlerwyl, te Gend gekomen, deedt, om 't volk te mompen, eenige luiden voor Spaanschgezinden vatten; doch, eerlang, den een' na den anderen wederom slaaken. Daarna strooijen hy, die nu Voorschepen geworden was, en de zynen twee blaauwboekjes, dienende het eene om te bewyzen, dat men, noch met Spanje noch met Anjou, handelen moest; het ander, om den handel met den Koning aan te raaden, onder zekere voorwaardenGa naar voetnoot(n). Op zulk eene wyze, zogt hy de Gentenaars te bereiden tot den handel met Parma, dien hy in den zin hadt. Ga naar margenoot+ Den Heere van Montigni, nu, uit hoofde zyner Gemaalinne, Markgraave van Renti, in den aanvang des volgenden jaars, zig te Wetteren, tusschen Gend en Dendermon- | |
[pagina 507]
| |
de, gelegerd, en de Schelde toegepaald en wederzyds beschanst hebbendeGa naar voetnoot(o); dreeven sommigen te Gend door, dat zulk een nood drong tot het handelen met Parma, met wien men, te Doornik, een Bestand sloot voor drie weekenGa naar voetnoot(p). Te Brugge hadt men, reeds op 't einde desGa naar margenoot+ voorleeden jaars, de neiging van Chimai tot den Spanjaard ontdekt, en hierop beslooten, hem in verzekering te neemen, op het welbehaagen des Prinsen van Oranje. Doch terwyl deeze marde met het geeven zyner toestemming, kreeg Chimai de lugt van den toeleg, en bragt het zo ver, dat die van Brugge en 't Vrye, vyf dagen na de Gentenaars, op den tienden van Lentemaand, een gelyk besluit namen, om met Parma te handelen. Daarna, verneemende, dat Oranje toeleg maakte, om de Stad te bemagtigen, verandert hy de Regeering, stelt de Burgemeesters in hegtenis, en openbaare Spaanschgezinden in hunne plaats. Doch Sluis, welk, door hem, bezet was, onder Arend van Gronsveld, verklaarde zig, toen 't op 't nypen kwam, voor de algemeene Staaten De Heer van Lesdain, Steevoogd van Damme, hieldt het, daarentegen, met Chimai, waarop de bezetting, die Staatschgezind was, naar Sluis vertrok. Oostende, daar de Heer van Mortagne geboodt, zou ook omgeslaagen zyn, hadden de Hollanders en Zeeuwen geen geld derwaards geschikt, tot voldoening der be- | |
[pagina 508]
| |
zettinge. Brugge, Damme en 't Vrye verdroegen zig, op den twee entwintigsten van Bloeimaand, met den Prinse van Parma, door bemiddeling van den Markgraave van Renti, bedingende ten opzigte van den onroomschen Godsdienst, alleen vryheid van gevoelen,Ga naar margenoot+ zonder openbaare oefening. De afkondiging der Verzoening met den Koning volgde hieropGa naar voetnoot(q), waarna de algemeene Staaten die van Brugge en 't Vrye, openlyk, voor vyanden des Vaderlands verklaardenGa naar voetnoot(r). Ten zelfden tyde, werden de verlofgelden afgeschaft, onder 't betaalen van welken, men, tot hiertoe, op Vlaanderen gehandeld hadtGa naar voetnoot(s). Ga naar margenoot+ Te Gend, dagt Imbize 't zelfde spel te speelen, als Chimai te Brugge. Doch 't gelukte zo wel niet. Terwyl hy gereedschap verzamelde, om Dendermonde te verrassen, en aan Parma te leveren, ontdekt de Regeering zynen toeleg, brengt de burgery in de wapenen, ontzet hem van 't Voorschepenschap, en neemtGa naar margenoot+ hem in hegtenis. Walter Sethon, met wien hy, te Dendermonde, verstand hieldt, werdt daar ook gevat en opgeknoopt. In Imbizes plaats, stelde men Jonkheer Karel Uitenhove. De handel met Parma werdt egter nog eene wyle agtervolgd, mids het sterk dryven der Spaanschgezinden, die, op den vyftienden van Bloeimaand, gewapend voor 't Raadhuis verscheenen, meenende den zoenhandel, | |
[pagina 509]
| |
met geweld, te zullen doordryven. Doch de andere party, ook in de wapenen geraakt, was hun te sterk, greep 'er eenigen by den kop, die hun, daarna, voor de voeten gelegd werdt, en deedt de rest verstuiven. Toen werdt ook de handel met Parma glad afgebroken. De Gentenaars beslooten, zig by de Vereenigde Staaten te houden, en namen, tot hunne verzekering, bezetting in van Antwerpen en BrusselGa naar voetnoot(t). Yperen, dusGa naar margenoot+ lang belegerd geweest zynde, was, midlerwyl, op den negenden van Grasmaand, by Verdrag, overgegaanGa naar voetnoot(u). Onder dit omslaan van Vlaanderen, zatenGa naar margenoot+ de Staaten schier raadeloos, niets van belang onderneemende. De Heer van Aldegonde, dien Oranje, op zyn vertrek uit Antwerpen, Burgemeester dier Stad gemaakt hadt, zogt, des nagts na den zeventienden van Louwmaand, Lier te verrassen. Doch zyn toeleg was ontdekt, door eenen Walschen Hopman, met wien hy verstand hieldt: waarop hy, door de bezetting, met merkelyk verlies, te rug gedreeven werdtGa naar voetnoot(v). Op de Veluwe, alwaar de Koningschen,Ga naar margenoot+ in Louwmaand, wederom een' fellen stroop gedaan hadden, sleet de Graaf van Hohenlo Gras- en Bloeimaand, met het beleg van de Schans tegen over Zutfen. Hy bragt deeze schans niet alleen, maar ook de Stad in groote benaauwdheid, door het leggen eener halve maane van den oever ter eener, tot aan | |
[pagina 510]
| |
den oever ter anderer zyde der vyandlyke vesting: terwyl de Stadhouder, Graaf van Nieuwenaar, met eenig volk, aan de overzyde der Riviere lag. Verdugo nogtans spysde nu en dan de Stad, onder sterk geleideGa naar voetnoot(w). Ga naar margenoot+ Om den vyand den toevoer uit Embden af te snyden, hielden de Staaten eenige Oorlogschepen op de Eems, die zig, omtrent deezen tyd, meester maakten van eenige schepen met zout gelaaden. De Graaf Edzard van Oostfriesland viel hier over klagtig aan de Staaten, die beloofden, de Zoutschepen te zullen ontflaan, onder verzekering, dat zy, noch den Spanjaard, noch zynen aanhang zouden geleverd wordenGa naar voetnoot(x). Ga naar margenoot+ Op den negenentwintigsten van Louwmaand, beviel de Prinses van Oranje, te Delft, van eenen ZoonGa naar voetnoot(y), die, den twaalfden van Zomermaand, gedoopt en Fredrik Henrik genoemd werdt, naar de Koningen van Deenemarke en NavarreGa naar voetnoot(3), welken, nevens de Staaten van Holland, Zeeland en Utrecht, verzogt werden, als getuigen te | |
[pagina 511]
| |
staan over 't bedienen deezer plegtigheid. Van wege die van Holland en Zeeland, werdt aan den jonggebooren' een Rentebrief van vierentwintighonderd ponden jaarlyks, tot eene pillegaave, geschonkenGa naar voetnoot(z). De vreugde over deeze geboorte verkeerde, nogtans, spoedig in droefheid. De Prins overleefde den plegtigen Doop zyn Zoons nog geene maand. Doch eer wy tot het verhaal van zynen dood overgaan, moeten wy verslag doen van 't gene 'er, tot kort voor denzelven, over de opdragt der Graaflykheid van Holland en Zeeland, met hem gehandeld werdt. |
|