Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVII. Tassis stroopt langs de Veluwe en in Friesland.In de nader Vereenigde Gewesten, hadt men, dit jaar, en met den Spanjaard, en met inwendige beroerten te kampen gehad. De Overste Tassis, die in Steenwyk lag, bestondt, al in Louwmaand, eenen inval te doen in de Veluwe, daar hy twee sterkten bemagtigde. Voorts, te rug gekeerd naar Friesland, vervulde hy 't platte land, alomme, met brand en plondering, tot op een half uurvan Leeuwaarden. De Staatsche knegten en eenen hoop boeren, die zig, hier, tegen hem stelden, versloeg en verstrooide hy ligtelyk, en keerde, met grooten buit, naar Steenwyk teGa naar margenoot+ rugGa naar voetnoot(g). In Herfstmaand daaraan, overrompelde hy Zutfen, ten deele door verraad, ten deele by gebrek van goede wagt. De Staaten deeden, sedert, tot bescherming van de Veluwe, eene schans opwerpen tegen over Zutfen; doch zy liep, den volgenden winter, onder, waarna zy, verlaaten zynde, ingenomen en hermaakt werdt, door de Spaanschen, die toen 't platte land van Gelder en Overyssel onder brandschatting bragtenGa naar voetnoot(h).Ga naar margenoot+ 't Gelukte, daarentegen, den Heere van Nyenoord en Asinga Entes, met zeshonderd man, geworven om onderhouden te worden, uit brandschattingen van vyandlyke plaatsen, afgevaaren zynde van Ter Schelling, Otterdum aan de Eems, tusschen | |
[pagina 493]
| |
Delfzyl en Reide, te bemagtigen, met hulp van eenen hoop Friezen, onder Stein van Malsem. De plaats werdt, terstond, versterkt, en diende, om den vyand den toevoer te belemmeren, en de naaste Dorpen, met brandschattingen, te kwellenGa naar voetnoot(i). Op 't einde van 't jaar, kwamen vyfentwintig vendels Koningschen over den Ryn, streekenq naar Groningen, en belegerden Otterdum, daar zy egter 't hoofd stieten. Nyenoord stierf binnen deeze vestingGa naar voetnoot(k). Op den drie-entwintigsten van Lentemaand,Ga naar margenoot+ werdt, in den Haage, onthalsd en gevierendeeld Kornelis de Hooge, aldaar gebooren en Plaatsnyder zyns handwerks, die zig voor eenen bastaard van Keizer Karel hadt uitgegeven, en, onder dien naam, eenige Staatsche Steden zogt te bemagtigen, of afvallig te maaken. Hy werdt beklapt, door eenen Drukker te Leiden, wien hy vierduizend boekjes, getiteld Hoognoodige Waarschuwing, en zeshonderd Brieven aan de Schutteryen der Steden, op den naam van Kornelis van Oostenryk geschreeven, te drukken besteld hadt, met meening, omze te strooijen, onder de gemeente. Zyne afkomst van Keizer Karel scheen hem een gewezen Kamerling van deezen Vorst in 't hoofd gebragt te hebben. 't Boekje hadt hy zelf, met hulp van Jakob Vos van Delft, en van eenen Fries, Jan Rataller genoemd, opgesteld. Men hadt hem, zo hy beleedt, uit Spanje, van eenig geld voorzien, | |
[pagina 494]
| |
en 't Hertogdom Gelder beloofd, indien zyn toeleg gelukte. 't Schynt, dat de Prins van Oranje, in zyn voordeel, geschreeven hadtGa naar voetnoot(l). Doch men liet het regt zynen gang gaan. Hy stierf in den waan, dat hy den Keizer bestondt. Doch met zyn' dood verdween zyne gedagtenis. Vos en Rataller, die gevlugt waren, werden gebannenGa naar voetnoot(m). |
|