Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXVI. Parma wint Eindhoven.Omtrent den aanvang van Sprokkelmaand, hadt Parma den Graaf van Mansfeld en den Heer van Hautepenne afgezonden, om Eindhoven te belegeren. 't Beleg duurde tot in Grasmaand. De Maarschalk van Biron trok toen, in gevolge van een der punten van het jongste Verdrag met den Hertoge van Anjou, derwaards, om het ontzet te bevorderen.Ga naar margenoot+ Hy bemagtigde, onder weg, het Huis te Viersele; doch de Stad, door honger en elende, op het uiterste gebragt, ging, den drie-entwintigsten, op eerlyk verdrag over. Biron begaf zig toen naar 't Huis te Wouw, by Bergen op Zoom, maakte 'er zig meester vanGa naar voetnoot(v), en bleef daaromtrent leggen, met zyn volk, leevende van 't zweet des armenGa naar margenoot+ landmans. Mansfeld, daarenboven, nam Turnhout in; doch verliet het weder. Voorts overmeesterde hy de Huizen te Hoogstraaten en te Loenhout: ook herwon hy Viersele, daarna Diest, dat nu voor de zevende maal in zeventien jaaren overging; en eer- | |
[pagina 489]
| |
lang ook het zwaare Slot te Westerlo, aan de groote NeetheGa naar voetnoot(w). Parma, te vooren zyn Leger in drie hoopenGa naar margenoot+ verdeeld gehad hebbende, trok het nu byeen, en naar Roozendaal, om Biron slag te leveren. De Maarschalk, zyne aankomst verneemende, brak op, met het Leger, en week, over Steenbergen, naar Bergen op Zoom. Parma zette hem agterna, en onderhaalde, tusschen Steenbergen en Halteren, zyne agterhoede, die zig, wel twee uuren lang, vinnig weerde, eer Biron, met de overige benden, haar byspringen kon. Toen werdt de stryd eerst regt hevig. De Maarschalk, van 't paard gevallen, brak zyn been, en zou 'er gesneuveld zyn, zo Barchon, met de benden des Prinsen van Oranje, en anderen hem niet waren komen ontzetten. 't Gevegt, welk, op den zeventienden van Zomermaand, voorviel, duurde tot tien uuren des avonds, met omtrent even groot verlies van vierhonderd man, naamlyk, aan ieder zyde. Parma en de Staatschen trokken beide, des anderendaags, af. De laatsten scheidden, en verdeelden zig in de sterke Plaatsen, om enkel verweerender wyze te oorloogenGa naar voetnoot(x). Maar Parma, zyn heir, wederom, dochGa naar margenoot+ in twee hoopen, gedeeld hebbende, sloeg met den eenen 't beleg voor Heerentals; doch daarna verneemende, dat Montigni en la Motte, met vyfduizend man, verzameld tot | |
[pagina 490]
| |
een ander einde, zig voor Duinkerken nedergeslaagen hadden, toog hy derwaards, en bemagtigde de Stad, op den zestienden van Hooimaand, by verdrag, daar de burgers buiten gebleeven waren, die, hierom, met geveld geweer, tot zwaar rantsoen geperst werden. Men meent, dat de Stad zou hebben konnen ontzet worden, zo de Gentenaars Biron, door 't Land van Waas, derwaards hadden willen laaten trekken. Doch zy hadden dit geweigerd, uitzorg, dat Oranje voorhadt, hem binnen Gend te brengen, om zynenGa naar margenoot+ aanhang aldaar te styven. Zelfs verhinderden zy, dat men den Maarschalk, langs verder weg, trekken liet, tot voor Nieuwpoort, welke Stad, agt dagen na Duinkerken, aan Parma overging. Die van VeurneGa naar margenoot+ ook gaven zig op, eer zy den vyand gezien haddenGa naar voetnoot(y). Doch Oostende, welk de Landvoogd reeds begon te belegeren, was voor de Staaten verzekerd, door die van Brugge, met vier, en door den Prinse van Chimai,Ga naar margenoot+ met nog negen vendels knegten. Parma brak dan 't beleg op, voor 't einde van Hooimaand, en sloeg zig neder voor Dixmuiden, welk hem terstond geleverd werdtGa naar voetnoot(z). De Overste van S. Wynoksbergen, een Franschman, overkwam ook met de Koningschen, onderGa naar margenoot+ beding van goede betaalingGa naar voetnoot(a). Toen lag Yperen aan de beurt, dat, tot in de Lente des volgenden jaars, naauw beslooten gehoudenGa naar margenoot+ werdt. Meenen, verlaaten van een Re- | |
[pagina 491]
| |
gement Schotten, dat naar Brugge ontbooden was, werdt terstond ingenomen, door de RysselaarsGa naar voetnoot(b). In Wynmaand daarna, zondt Parma den Markgraaf van Rysburg en den Heer van Montigni af, van voor Yperen, om Sas van Gend te bemagtigen, 't welk hun, op den twee-entwintigsten gelukte. Servaas van Steêland, Baljuw van Waas, handelde, met hen, onder medeweeten des Prinsen van Oranje, dien hy, met voorwenden van den vyand te willen misleiden, bedroogen hadt, en leverde hun de Steden Axel en Hulst, en 't Slot te RupelmondeGa naar voetnoot(c). Doch Ter Neuze werdt versterkt, door den Graave van Hohenlo, om de Schelde te beveiligenGa naar voetnoot(d). 't Bemagtigen van een deel deezer Riviere, door Parma, benaauwde Antwerpen geweldiglyk, waarom men aldaar besloot tot het doorsteeken der dyken, beide aan de Vlaamsche en aan de Brabantsche zyde, uit zorge dat Parma de Stad digter mogt naderen, waartoe hy, door 't opwerpen eener Sterkte te Borgt, reeds gereedschap gemaakt hadt. Terwyl hy hier lag, werdt hem Aalst verkogt,Ga naar margenoot+ door de Engelsche bezetting, die, geene betaaling konnende krygen van de Gentenaars, uit wanhoop, tot deezen stap gekomen wasGa naar voetnoot(e). Het bemagtigen van zo veele Steden in Vlaanderen toonde wel, dat 'er, na 't scheiden des Staatschen Legers, geen ontzet te wagten was. Ondertusschen, wasGa naar margenoot+ | |
[pagina 492]
| |
het, reeds in Oogstmaand, ook der bezettinge van Breda gelukt, zig van Steenbergen meester te maaken, by verrassingGa naar voetnoot(f). |
|