Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXX. Verdugo valt de schans te Oldenborn aan.In Friesland en daaromtrent, werdt de kryg, dit jaar, zo vinnig niet gevoerd, als men verwagt hadt. Verdugo deedt, in 't laatst van Louwmaand, eenen vergeesschen aanval op de schans te Oldenborn, onlangs, op last van den Heere van Rumen, gestigt, door den Heere van Nyenoord; die Verdugo, afgeweezen door de bezetting, in den staart viel, en goeden buit bekwamGa naar voetnoot(l). In Hooimaand,Ga naar margenoot+ sloeg Verdugo, de Zevenwolden en Drente hebbende afgeloopen, het beleg voor Lochem, in 't Graafschap Zutfen. Eenige Westfriesche vendels, gescheept in de Marne, brandden, om hem vandaar te trekken, wel dertig Kerspelen af, in Twente en Drente; doch zy bereikten hun oogmerk niet. Daarna hielp Graaf Willem Lodewyk van Nassau eenige wagens met mondbehoeften in Lochem. Doch Verdugo, om dit in 't vervolg te beletten, bestondt de Plaats veel naauwer te besluiten. Graaf Willem en de Graaf van Hohenlo, vyfendertigh onderd knegten en duizend ruiters te hoop gerukt hebbende, bestookten daarmede Verdugo, in zyn voordeel; doch werden, met groot verlies, afgeslaagen. De belegeraars, daarna, merke- | |
[pagina 466]
| |
lyken onderstand van volk bekomen hebbende, stopten alle de toegangen naar Lochem, alwaar men zig, sedert eenigen tyd, reedsGa naar margenoot+ met paardenvleesch beholpen hadt. Maar Hohenlo, op nieuws, met meerder magt dan te vooren, en met vier zwaare stukken geschuts, genaderd zynde, deedt den vyand deinzen, uit eene groote sterkte, by 't Huis ter Wilde, een half uur van Lochem, en toen een open naar de Stad hebbende, de bezetting ververschen. Verdugo, nu buiten staat om den toevoer naar Lochem te beletten, verliet alle zyne schansen, op den twee-entwintigsten van Herfstmaand: waarmede de Stad volkomen ontzet werdt. Verdugos volk werdt verdeeld in Grol, Oldenzeel, Goor,Ga naar margenoot+ Enschede en KoeverdenGa naar voetnoot(m). 't Gelukte hem, wat laater, Steenwyk, welk, onlangs, zo streng een beleg doorgestaan hadt, by verrassing, in te neemen. Zeker Landman, die zynen hals voor 't slaagen van den toeleg te pande gezet hadt, geleidde den Overste Luitenant Tassis, met zes- of agthonderd knegten en twee kornetten paarden, 's nagts voor den zeventienden van Herfstmaand, naar de Oostpoorte, daar de graft waadbaar was. Zy raakten 'er door met de ladders, beklommen den wal, en overmeesterden de vesting, zonder dat men hen, voor dat het te laat was, vernomen hadtGa naar voetnoot(n). Ga naar margenoot+ De Staatschen verrigtten weinig in deezen oord. Alleenlyk bemagtigden zy 't Huis | |
[pagina 467]
| |
te Keppel. Ook gaf zig 't Slot te Batenburg aan de Maaze by verdrag aan hun over. De bezetting van Zwartsluis paste, op den zesentwintigsten van Wynmaand, met het openen der poorte, voor Hasselt te zyn, en verraste de Stad, daar eenige huizen geplonderd, de beelden gestormd werden, en de Hervormde preek ingevoerdGa naar voetnoot(o). Merkwaardiger geluk hadt de Staatsche bezetting van Gelder gehad, eenige maanden te vooren. 't Was haar gebeurd, op den vierden van Grasmaand, Maarten Schenk van Nideghem, zo als hy uit Zante, in Kleefsland, kwam, op te ligten en vast te houden. Hy zat nu veel langer dan twee jaaren te vooren, en moest, eindelyk, nog een hoog rantsoen betaalenGa naar voetnoot(p). Op den veertienden van Herfstmaand,Ga naar margenoot+ hadt de Prins van Parma zyne Krygsmagt doen monsteren, en zesenvyftigduizendvyfhonderdenvystig knegten, onder driehonderd vendels, en drieduizendvyshonderdzevenendertig ruiters, onder drie-envyftig kornetten sterk bevonden. Zy stondt den Koning, maandelyks, op zeshonderdtwee-enveertigduizenddriehonderdzesenvyftig guldens. Doch alzo een groot deel van dit volk in bezetting lag, kon de Landvoogd geene dertigduizend man in 't veld brengenGa naar voetnoot(q). VoorGa naar margenoot+ 't einde van deezen Veldtogt, bemagtigde hy l'Escluse, Chateau in Cambresis en eenige andere sterkten in dien oord. In 't eerst van Slagtmaand, beschoot en veroverde hy Ni- | |
[pagina 468]
| |
nove, Liekerke en Gaasbeek, dat nu, voor de derde reize in dit jaar, overging. Zelfs schiep hy hoop om Brussel te benaauwen, en sloot de toegangen derwaards, van verre. Doch alzo Anjou hem den weg naar 't Land van Waas hadt afgesneeden, en Artois en Henegouwen agter hem kaal gegeten waren, raakte hy zelf in verlegenheid om eetwaaren. Ook werdt hem, door het doorsteeken van eenige dyken, het hoog winterwater op 't lyf gezonden. Hier kwam ziekte en sterfte by onder zyne benden: alle welke ongemakken hem dwongen het veld te verlaaten, en de winterlegeringen te betrekkenGa naar voetnoot(r). Ga naar margenoot+ Het Leger des Hertogs van Anjou, onlangs versterkt met vierduizend Franschen en drieduizend Zwitsers te voet, en ettelyke benden Paarden, onder den Maarschalk van Biron, werdt gelegd in de Steden van Vlaanderen. Het hadt ook veel geleeden, zo door de sterfte, die 'er niet minder dan onder de vyanden in zwang ging, als by gebrek van betaaling, welk laatste ongemak veele Fransche knegten dermaate verarmd hadt, dat zy schandelyk liepen bedelenGa naar voetnoot(s). Ga naar margenoot+ Anjou, om dit gebrek te verhelpen, en de verdere lasten des krygs te vinden, beschreef de algemeene Staaten, in Slagtmaand, te Antwerpen, en bragt het hier zo ver, dat men hem, in plaats van dertig, veertig tonnen schats in 't jaar beloofde, behalve nog zeshonderdduizend guldens, te betaalen in vier | |
[pagina 469]
| |
gelyke deelen, in Grasmaand, Bloeimaand, Zomermaand en Hooimaand des volgenden jaarsGa naar voetnoot(t). |
|