Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXV. De Franschen winnen Lens; doch verliezen 't weder.De oorlog was, dit voorjaar, in de Nederlanden, flaauwlyk voortgezet, by mangel van krygsvolk, ter wederzyde. De Spaanschen en Staatschen hielden zig, geduurende de vorst, op, met plonderen en blaaken, ten platten lande. Lens in Artois werdt verrast, door de Franschen; doch, op den eersten van Grasmaand, wederom opgegevenGa naar margenoot+ aan den Heere van MontigniGa naar voetnoot(h). Parma begaf zig, ten deezen zelfden tyde, te velde, en veinzende naar Meenen te willen, rukte | |
[pagina 453]
| |
hy, op den agtsten, voor Oudenaarden, daar Van der Burgt Overste was van slegts vierhonderd knegten. 't Beleg ging traaglyk voort, mids de onkunde der belegeraaren, in 't maaken der loopgraaven en in 't opwerpen der batteryen. Parma, eindelyk, een deel bergwerkers uit Boheeme en vyftienhonderd nieuw geworven' Hoogduitsche Knegten bekomen hebbende, bevondt zig in staat, tot het beschieten der Stad, die, schoon 'er geene hoop tot ontzet was, langer te houden zou geweest zyn, was de burgery eensgezind geweest met het Krygsvolk. Nu ging zy over, by verdrag, op den vyfden van HooimaandGa naar voetnoot(i). Terwyl het beleg van Oudenaarden duurde,Ga naar margenoot+ werdt 'er weinig van wederzyde ondernomen. De Staatschen vingen iets aan, om Namen, Kortryk, Aarschot, en in 't najaar ook, om Leuven te verrassen; doch 't slaagde nietGa naar voetnoot(k). Maar Aalst werdt, des nagts na den drieentwintigsten van Grasmaand, door hen, beklommen en veroverd, met verlies van slegts vyfentwintig man, terwyl 'er, van 's vyands zyde, omtrent tweehonderd gedood en honderd gevangen genomen werdenGa naar voetnoot(l). DeGa naar margenoot+ Staatsche bezettingen van Diest en Heerentals overrompelden Tienen; doch verlieten 't wederom. Eenige Koningschen daarentegen, zig gelaatende van Aalst te komen, vertoonden zig voor 't Slot Gaasbeek, voorgeevende den behaalden buit daar te willen | |
[pagina 454]
| |
bergen. Hierop als vrienden ontvangen, verrasten zy 't Slot, dat, Brussel geweldig benaauwd hebbende, nevens Tolouse, Ekelhove en RostGa naar voetnoot(m), in 't laatst van Herfstmaand, wederom overging aan de StaatschenGa naar voetnoot(n).Ga naar margenoot+ Parma hadt ook 't Slot Gavere tusschen Gend en Oudenaarden doen bemagtigen en sterken, om den toevoer van dien kant dus te beveiligen. Ten zelfden tyde, maakte hy zig van 't Slot Kastenet, by verrassing,Ga naar margenoot+ meesterGa naar voetnoot(o). Doch eenig Konings volk, onderneemende Diest, by nagt, te beklimmen, werdt zulks begroet, dat zy, met agterlaating van tweehonderd dooden en eenige gevangenen, aftrekken moestenGa naar voetnoot(p). Parma ook, terstond na 't overgaan van Oudenaarden, ondernomen hebbende het Staatsche Leger, by Gend, te bestooken, vondt het zo wel verschanst, dat hy wederom aftrok, zonder iets verrigt te hebben. De Staatschen vervolgden hem; doch men werdt niet handgemeenGa naar voetnoot(q). Ga naar margenoot+ Te Lier, lag, onder anderen, een vendel Schotten in bezetting, onder William Simple, die, uit gierigheid, of, zo als hy daarna voorgaf, uit wrok tegen de Staaten, wat laater, in onderhandeling tradt met Hautepenne, om hem de Plaats te leveren. Ten bestemden tyde, 't was de eerste van Oogstmaand, verzogt hy verlof van den Bevelheb- | |
[pagina 455]
| |
ber Eedveld, om uit te trekken, en eenige vyanden op te ligten, op dat hy, tegen dezelven, eenen zyner adelborsten, die gevangen was, en dien men niet slaaken wilde, zou mogen lossen. Men laat hem gaan, met dertig zyner Schotten, en zeven soldaaten met eenen tromslaager van Eedvelds Regement. Doch deezen agt doet hy, onderweg, in een Kerkje aantasten en binden, en strykt toen, gevolgd van een' troep volks van Hautepenne, met den volgenden morgen, wederom naar Lier toe. Voor de poort gekemen, roept hy, dat men hem opene, alzo hy, met goeden buit, te rug keerde. Zyn Broeder, die Luitenant onder hem was, en van den aanslag wist, begeeft zig naar 't Stadhuis, daar Kornelis Kriekaart, Schepen der Stede, geboodt over de Burgerwagt; en verzoekt hem, de sleutels van Eedveld te willen vorderen. Niemant hadt kwaad vermoeden op de Schotten. Nogtans gaat Kriekaart zelf, met de sleutels, naar de poort, en beveelt alleen de winketten, die drie of vier waren, te openen, en het tweede niet, voor dat het eerste wederom gegrendeld ware. Dit geschiedde. Hy zelf stondt aan het laatste, daar Simple zo dra niet doorgetreden was, of hy stoot den Poortier onder de voet, en kwetst den Schepen doodelyk. Zyn Broeder, van binnen, overvalt de burgerwagt. Men opent de groote deuren: alles met zo veel stilte, dat de Koningschen al binnen waren, eer men 'er, in de Stad, iets van gewaar geworden was. Straks worden de toegangen gestopt, de ruiters rennen door de | |
[pagina 456]
| |
straaten, om het verzamelen der bezettelingen en burgeren te beletten. Toen ging 't op een moorden, en vrouweschenden, en plonderen, en afpersen van hoog rantsoen. Men rekent, dat 'er meer dan tweehonderd Stedelingen omgekomen zyn. 't Bemagtigen deezer Stad strekte tot merkelyke benaauwing van Mechelen, Vilvoorden en Brussel, en vooral van Antwerpen, daar men besloot, tot het slegten van het Klooster van S. Bernards, even buiten de Stad, op dat 'er de vyand niet in nestelen zou. Simple trok, sedert, met voorschryving van Parma, naar SpanjeGa naar voetnoot(r). Ga naar margenoot+ Op den tweeden van Oogstmaand, viel een hevig schutgevaarte voor by S. Wynoksbergen, tusschen vyftienhonderd Hoogduitsche Ruiters, onlangs, ten dienste van Anjou, uit Frankryk gekomen, en gevoegd met het Fransche voetvolk onder den Graave van Rochepot, en het grootste gedeelte van Parmas Leger. Men vogt lang en hardnekkig, tot dat partyen, wederzyds, aftrokken, laatende den vyand, hier, tusschen de drie- en vierhonderd doodenGa naar voetnoot(s). |
|