Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXIV. Opregting van eenen Hoogen Raad in Holland.Doch deeze laatste schikking mishaagde den Staaten van Holland. Zy deeden niet alleen geene benoeming; maar voltrokken, niet lang hierna, het ontwerp, welk, al sedert eenen geruimen tydGa naar voetnoot(x), ter Staatsvergaderinge, in beraad gelegd was: stellende, op den naam van den Prinse van Oranje, als hebbende de hooge Overheid van den Lande, eenen Hoogen Raad in van negen Persoonen, aan welken beroep vallen zou van de Sententien van den Hove provinciaal. Men hadt, eerst, genoegzaam beslooten, deezen Raad te Haarlem te doen zitten. Doch de Steden Dordrecht, Leiden, Gouda, Rotterdam en Schiedam stremden de opregting voor eenen geruimen tydGa naar voetnoot(y). Nogtans waren, in 't jaar 1580, reeds Gemagtigden gesteld, om een Berigtschrift voor den nieuwen Raad te ontwerpenGa naar voetnoot(z). Ook werden de Raaden eerlang benoemd. Doch men hadt hun zulk eene geringe wedde toegelegd, dat eenigen zig ongezind toonden, tot het aanvaarden der Raadsplaatsen. Hierop was, in den jaare 1581, orde gesteld, en de zitting des Raads ook aan den Haage be- | |
[pagina 451]
| |
paaldGa naar voetnoot(a). Het Berigtschrift voor dit nieuw Geregtshof werdt egter, niet voor den eenentwintigsten van Bloeimaand deezes jaars 1582, in orde gebragtGa naar voetnoot(b): waarna de Raad in bediening tradt. De zaaken, die, voor den grooten Raad, te Mechelen, en voor den geheimen, te Brussel, onafgedaan hingen, werden, terstond, voor den zelven gebragtGa naar voetnoot(c). De eerste Leden van den Hoogen Raad waren Meester Jan van Treslong, President, en Meesters Arend Nicolai, Gerrit van Wyngaarden, Nanning van Foreest, Jan van Banchem, Amelis van Amstel van Mynden, Dirk van der Nieuwburg, Jan Bets, Adriaan Wensen en Gysbrecht van Hoogendorp, RaadenGa naar voetnoot(d). De Roomschgezinden te Antwerpen, hebbendeGa naar margenoot+ nu, aan Anjou, eenen Heer van hunnen Godsdienst, hadden vrye oefening van denzelven verzogt, die hun, sedert agt maanden, ontzeid geweest was. Zy hadden gezien, dat de Hervormde Kerken, ter gehoor geleid door den Prinse van Oranje, terstond na de aankomst des Hertogs, zig zyner bescherminge aanbevolen en gunstig antwoord bekomen haddenGa naar voetnoot(e): en zy meenden niet minder te mogen verwagten. Ook bragtGa naar margenoot+ de Hertog te wege, dat de Wethouderschap hun de vrye Godsdienstoefening toestondt, in S. Michiels Klooster, welk zyner Hoogheid geopend was, mids doende, vooraf, den | |
[pagina 452]
| |
eed aan den Hertoge en aan de Stad, met afzweeringe des Konings van Spanje. De meesten kwamen noode tot het doen van deezen eed; doch werden 'er, by geldboeten en bedreiging van ballingschap, eerlang, toe genoodzaakt. Maar, op dat hun deeze gedwongen eed niet te eerder deedt wanhoopen aan 's Konings genade; gaf Parma, terstond hierna, een Plakaat in 't licht, waarby hy beloofde hun dien nimmer te zullen wyten, noch om denzelven hunne trouwe verdagt te zullen houdenGa naar voetnoot(f). Ga naar margenoot+ Te Brussel, hadden de Roomschgezinden, midlerwyl, den Hertog ook om vrye Godsdienstoefening verzogt, waarover zy van de Onroomschen gedreigd waren. De Hertog beval deezen, op den agtsten van Zomermaand, de Kerk van Kouwdenberg, binnen 't Hof, te ruimen, alzo hy aldaar haast zynen intrek dagt te neemen: doch men sloeg zyn gebod in den windGa naar voetnoot(g). |
|