Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Oranje klaagt over de Staaten.Oranje, in Slagtmaand, ter Vergadering van der Staaten Gemagtigden te Antwerpen, verscheenen zynde, hadt daar wederom, op 't ernstigst, geklaagd, over de slofheid der Staaten, in 't vinden en opbrengen der middelen, tot voortzetting van den kryg; over de bepaalde magt des Landraads, en over andere gebreken der Regeeringe. Sommigen, hierdoor getroffen, wilden de Krygszaaken den Prinse en den Landraad geheellyk opdraagen. Doch anderen meenden, dat men, tot op de overkomst des Hertogs van Anjou, toeven moest. Tot dit laatste neigde | |
[pagina 423]
| |
ook de PrinsGa naar voetnoot(a). De Heer van Dolhain en Doktor. Joannes Junius werden naar Engeland gezonden, om 's Hertogs overkomst te spoeden. De Hertog hieldt 'er zig egter nogGa naar margenoot+ op, tot den eersten van Sprokkelmaand, wanneer hy de reis aanving, begeleid, tot Kantorberri toe, door de Koninginne, die hem van eenen aanzienlyken sleep EngelscheGa naar margenoot+ Grooten, in vyftien Oorlogsschepen, verzellen deedt. Op den tienden, tradt hy, te Vlissingen, aan land, daar hem de Prins van Oranje en veele andere Nederlandsche Heeren, met uitbundige tekenen van blydschap en eerbiedenis, verwellekomden. Des anderendaags, deedt hy zyne intreede te Middelburg, bezag voorts de andere Steden van Walcheren, en vertrok, den zeventienden, met zyn talryk gezelschap, in vierenvyftig schepen, naar AntwerpenGa naar voetnoot(b): alwaar hy,Ga naar margenoot+ twee dagen laater, op 't pragtigst ingehaald, en tot Hertoge van Brabant en Markgraave des Heiligen Roomschen Ryks gehuldigd werdt. By deeze plegtigheid, hing de Prins van Oranje hem den Hertoglyken mantel om, en dekte hem met den Hertoglyken hoed. Daarna deedt de nieuwe Hertog zyne intreede in de Stad, aan welke hy, op den twee-entwintigsten, nog eenen byzonderen eed deedtGa naar voetnoot(c). De Gemagtigden der andere Gewesten, die, van tyd tot tyd, te Antwerpen kwamen, werden, vervolgens, aangezogt, om den Hertoge hulde te doen. Ook namen die van Gel- | |
[pagina 424]
| |
derland, schoon zy, te vooren, niet in denGa naar margenoot+ handel met hem hadden willen bewilligen, hem, op den derden van Grasmaand, tot Hertoge van Gelder en Graave van Zutfen aan. De Groninger Ommelanden huldigden hem, wat laater, ook als hunnen Heer, en verwierven hiervan Brieven, die, op den twaalfden van Hooimaand, getekend warenGa naar voetnoot(d). Tot Graave van Vlaanderen, werdt hy, niet voor den drie-entwintigsten van Oogstmaand, te Gend, ingehuldigdGa naar voetnoot(e). Doch den titel van dit Graafschap hadt hy, zo wel als dien van Hertoge van Lotharingen, Brabant, Limburg en Gelder, van Graave van Holland, Zeeland en Zutfen, van Markgraave des Heiligen Ryks, en van Heere van Friesland en Mechelen, veel vroeger aangenomenGa naar voetnoot(f). Ga naar margenoot+ De Gemagtigden van Holland, Zeeland en Utrecht hadden den Hertoge egter geene hulde gedaan. 't Was hun wel, kort na zyne aankomst, te Antwerpen, gevergd; doch zy hadden 'er zwaarigheid in gemaakt, verklaarende daartoe geenen last te hebben van hunne meesteren. Hun, die opgemerkt hebben, dat het Verdrag van Plessis le Tours en Bourdeaux, uit den naam en met bewilliging van Holland, Zeeland en Utrecht, geslooten en naderhand staatswyze goed gekeurd en bekragtigd was, zal, ongetwyfeld, het gedrag van de Gemagtigden der drie Gewesten vreemd voorkomen. Doch onder derzelver weigering lag een diep geheim van Staat | |
[pagina 425]
| |
verborgen, zelfs voor veelen, die de Staatsvergaderingen der drie gewesten bywoonden, waarvan wy nu opening moeten doen. |
|