Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVI. Aanslag op Bergen op Zoom.De aanslag op Bergen op Zoom, die wat laater ondernomen werdt, liep zo wel niet af. Dit Markgraafschap was, na 't omkomen van Heere Jan in Spanje, door het Huwelyk zyner Zuster met den Heere van Merode en Petershem, verstorven op derzelver Dogter, Margareet, welke met Jan van Withem, Heere van Beersele, getrouwd was. Deez', nu Markgraaf uit hoofde zyner Gemaalinne, en zig houdende, met der woon, op het Huis te Wouw, digt by Bergen, zag, met verdriet, dat de Staaten zyne Stad, met eenige Fransche vendels onder den Kolonel la Garde, bezet hielden. Des ontwerpt hy, met overleg van Hautepenne, die hem, uit Breda, volk toeschikte, eenen aanslag, om haar te verrassen. Onder andere inwooners, hadt | |
[pagina 418]
| |
hy den Stads timmerman, zekeren Potbakker en den Pastoor bewoogen, om, des nagts na den vyfden van Wintermaand, de valdeur der sluize aan de Begynen-poorte op te winden. Hierdoor, zondt hy eenige Knegten naar binnen, die last hadden, om de Houtpoort te overweldigen, en hem, met het overig Krygsvolk, door dezelve, ter Stad in te laaten. Driehonderd Waalen omtrent waren nu, zonder ontdekt te zyn, door de sluis, in de Stad geraakt; doch hier beklapten zy zig zelven, door 't vraagen naar den weg, hebbende hunne leidsluiden zig, kort na dat zy hen ter Stad ingelaaten hadden, uit angst, gaan versteeken. De bezetting raakt in de wapenen: ook veele burgers: de vyand koos 't gat, waardoor hy binnen gekomen was, voor een gedeelte; een ander deel viel over de vesten, daar eenigen verdronken. Zy lieten 'er, in 't geheel, zeventig dooden en honderd gevangenen. Withem, niet weetende hoe hy 't hadt, deedt eenen fellen storm op de Houtpoorte; doch trok haast af, toen hy, uit eenige vlugtelingen, vernomen hadt, wat 'er gebeurd ware. Hy leverde, sedert, zyn Slot te Wouw in Parmas handen. Doch de Staaten verklaarden hem, openlyk, voor vyand, en deeden zyne goederen aanslaan. De timmerman en de potbakker, betrapt zynde, werden gehangen en gevierendeeldGa naar voetnoot(p). Ga naar margenoot+ De Staatschen hadden, wat vroeger, ook eenige aanslagen gesmeed, die kwalyk uit- | |
[pagina 419]
| |
vielen. De Heer van Lokeren, Hopman Buchard en de Schotsche Kolonel Preston poogden, op eenen donkeren nagt, het Steedje Borbourg te verrassen. Buchard trok vooruit en raakte op den wal; doch werdt, gemerkt de duisternis, van weinigen ingevolgd. Hy werdt hier verslaagen: ook Salinas, Overste der Stad, die, juist ten deezen tyde, in onderhandeling was met den Prinse van Oranje, omze hem te leveren, waarvan de onderneemers geene kennis gehad haddenGa naar voetnoot(q).Ga naar margenoot+ Robert van Merode, Heer van Thiant, hieldt, ten deezen tyde, heimelyk verstand in Grevelingen, en zogt zig, met kennis des Prinsen, ook by verrassing, meester der Stede te maaken; doch de toeleg hadt geenen voortgangGa naar voetnoot(r). Binnen Oudenaarden, geboodtGa naar margenoot+ Willem van Meulde, Heer van Mansart, die, den Prinse van Oranje zeer toegedaan zynde, met zyn medeweeten, doch zonder bewilliging der burgerye, welke hem geen ontzag altoos toedroeg, en de geloofsvrede een- en andermaal verbroken hadt, op den eersten van Wintermaand, eenig paardenvolk in de Stad zogt te brengen. Ook raakten twee benden binnen de poorte: doch toen sloot de Wagtmeester de yzeren deuren en de overigen buiten. De burgers vallen op de ingekomen' Ruiters, en dryvenze, nevens Mansarts knegten, ter Stad uit. Mansart zelf wykt op 't Slot: welk een halven dag beschooten werdt. Dies zogt hy, 's nagts, naar een goed | |
[pagina 420]
| |
heenkomen, en verliet de Stad, die, sedert, bezetting van Parma geweigerd hebbende, Heer Henrik, of, volgens anderenGa naar voetnoot(s), Fredrik van der Burgt, tot Overste, ontvingGa naar voetnoot(t). Ga naar margenoot+ De Prins van Oranje was, sedert tien jaaren omtrent, gediend geweest van heimelyke berigten, uit het Hof van Spanje, door den eersten Klerk van Gabriel de Cayas, Sekretaris der Nederlandsche zaaken, Joan van Kastilie genoemd; die hem ook, van tyd tot tyd, overzondt het A, B, of syffer der geheime brieven, welk men, van drie tot drie maanden, gewoon was te veranderen. De Klerk genoot, hiervoor, driehonderd Kroonen in 't jaar. Doch zyn slinksche handel werdt, eindelyk, ontdekt, en hy, in Wynmaand deezes jaars, met vier paarden, vaneen gescheurdGa naar voetnoot(u). |
|