Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXI. Sinode te Middelburg.In de laatste Kerkelyke Vergadering te Dordrecht, hadden de Hervormden beslooten, om de drie jaaren, eene diergelyke te houden. Dit besluit werdt nu in 't werk gesteld. De Kerken van Antwerpen en Delft beschreeven de anderen, te Middelburg: en gaven 'er den Staaten der Vereenigde Gewesten kennis van, te Amsterdam, hun te gelyk verzoekende, dat zy eenigen wilden magtigen, om deeze Sinode by te woonen. De Staaten, de Predikanten voor deeze aandiening bedankt hebbende, verklaarden hun, dat zy, voor tegenwoordig, geene Gemagtigden te wagten hadden. De Sinode werdt, in Bloeimaand | |
[pagina 374]
| |
en Zomermaand, gehouden. Men beraamde hier eene nieuwe Kerkenordening, by welke der Overheid de toestemming der verkiezinge van Predikanten gelaaten werdt, zonder dat men geraaden vondt, haar, in 't aanstellen van Ouderlingen of Diakenen, te kennen. Voorts, werden hier de Kerken van elk Land onder Klassen, de Klassen onder byzondereGa naar voetnootmargin Sinoden verdeeld. De zaak van Kaspar Koolhaas kwam ook op het tapyt. Men onderzogt zyne schriften, en verklaardeze ergerlyk en onregtzinnig. Nogtans, werdt hem vergiffenis en aanhouding in den dienst beloofd, zo hy schuld bekennen wilde; waartoe hy niet verstaan kon. 't Stuk kwam toen wederom voor de Staaten, die 't hem zeer kwalyk namen, dat hy zig als een Leeraar der Hervormde Kerke gedraagen hadt, terwyl hy beleedt, met die Kerke te verschillen in de Leere. Zy weezen hem tot de Kerkelyke straffe: en hy werdt, in 't volgende jaar, door de Hollandsche Sinode, te Haarlem vergaderd, van zynen dienst afgezet en uit de gemeente gebannen. De Wethouderschap van Leiden liet hem, nogtans, zyne wedde behouden, tot dat hy, een ander middel van bestaan gevonden hebbende, haar van deezen last ontsloegGa naar voetnoot(y). Ga naar margenoot+ 't Geschil over 't Regt der Overheid in 't Kerkelyke, welk Koolhaas met zyne medebroeders overhoop geholpen hadt, verdeelde ook ten deezen tyde de Hervormden te | |
[pagina 375]
| |
Utrecht. Die van S. Jakobs Kerke, voor welken Meester Hubrecht Duifhuis, eertyds, Pastoor aldaar, plagt te predikenGa naar voetnoot(z), werden by de andere Hervormden, gemeenlyk die van de Consistorie of Kerkenraad genoemd, aangezien als schreevenze der Overheid te veel gezags toe in 't Kerkelyke. En 't was waar, dat zy begreepen, dat men, onder eene Christen-Overheid, geenen Kerkenraad noodig hadt. Ook lieten zy elk ten Avondmaal toe, op eigen' proeve: eene rekkelykheid, die den anderen, gewoon aan Kalvyns strenger Kerkentugt, veel te ruim scheen. Doch de Overheid mogt die van S. JakobsKerke wel zetten. Ook hadden hunne Leeraars, die men Predikanten van 't oude en nieuwe Testament noemde, om dat zy niemant aan andere Geloofsbelydenissen bonden, ten deezen tyde, zo veel toeloops, dat men hun nog eene Kerk, die van S. Maria, naamlyk, inruimen moestGa naar voetnoot(a). De verdeeldheid tusschen hen en die van den Kerkenraad heeft naderhand zwaare gevolgen gehad in Utrecht; waarom het te noodiger was, dat wy 'er hier, met een woord, van gewaagden. Voorts werden, ten deezen tyde, de geestelyke gebouwen, buiten Utrecht, doch te na aan de Stad staande, op verzoek der Burger-hopluiden, vrees voorwendende, dat 'er de vyand wel ligt in zou konnen komen nestelen, met verlof van 's Prinsen gemagtigden, afgebrokenGa naar voetnoot(b). |
|