Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXX. Haarlem doet afstand van de voldoening.De Staaten van Holland maakten, dit jaar, hun werk van het vernietigen der Voldoeningen, aan sommige Steden toegezeid, met naame aan Haarlem en Amsterdam. Hoe deeze Voldoeningen, hier en daar, geschonden waren, hebben wy te vooren gemeld. Men oordeelde het dan betaamlyker, dat zy vernietigd werden, dan dat het langer scheen, dat men 'er zig niet aan begeerde te houden. En na 't veranderen der Regeeringe in de gemelde Steden, was hiertoe meer kans dan te vooren. De Onroomschen zaten nu, in dezelven, op 't kussen, en de gedagten, dat men den Roomschen geene openbaare Godsdienstoefening behoorde toe te staan, zelfs niet op Plaatsen, daar zy 't uitdrukkelyk bedongen hadden, drongen langs hoe meer door, in Holland en Zeeland. Die van Haarlem deeden allereerst afstand van de Voldoening, in Grasmaand deezes jaars, waartegen hun, door de Staaten van Holland, verscheiden' geestelyke goederen werden toegevoegd, | |
[pagina 369]
| |
tot vergoeding der kosten, in 't beleg en na de verovering der Stad gedraagenGa naar voetnoot(o). Kort hierna, deeden eenige aanzienlyke Roomschgezinden,Ga naar margenoot+ geene kennis van dit verding hebbende, door den Notaris Dirk Volkertszoon Koornhert, een smeekschrift aan den Prinse van Oranje ontwerpen, behelzende een verzoek, om, in gevolge der Voldoening, gehandhaafd te mogen worden, in de oefening van hunnen Godsdienst, die men, in de omleggende Plaatsen, scherpelyk begon te verbieden, en welke zy, tot hiertoe, vryelyk in de Kloosters genooten. Men leverde den prinse dit smeekschrift te Amsterdam; doch hy wees de verzoekers aan de Staaten van Holland, die daar, dat pas, vergaderd waren. In 't smeekschrift, stonden eenige schorre bewoordingen, waaraan de Staaten zig zeer stieten. Men schreef, by voorbeeld, het inneemen der groote Kerke, door de Hervormden, toe aan het onbedagt beleid van eenen Gemagtigde der Staaten; het wegneemen der beelden noemde men eene daad, zo schandelyk als ongestraft. Het verbieden van den Roomschen Godsdienst heette het weder invoeren van 's Keizers scherpe Plakaaten. De Predikanten, die dit dreeven, werden beschreeven, als stookebranden van onrust enz. De Staaten hielden zig zeer gehoond, door diergelyke uitdrukkingen, te meer na dat de Wethouderschap nu afstand gedaan hadt van de Voldoening, het eenige genoegzaam, waar- | |
[pagina 370]
| |
op de verzoekers bouwden. Ook bespeurden deezen, dat men zulk inleveren van verzoekschriften by gespan hieldt te smaaken naar muitzugt: waarom zy, 't hoofd in den schoot leggende, verschooning verzogten van 't gene zy gedaan hadden, en zelven de pen haalden door hunne naamen. Doch Koornhert, schoon hy verklaarde, het grootste deel der Roomsche leeringen voor valsch, hunne meeste Leeraars voor verslindende wolven te houden, en 't smeekschrift, alleen als Notaris, op 't verzoek van anderen, te hebben ontworpen, om dat hy begreep, dat elk zynen Godsdienst vry hebben moest; werdt nogtans veroordeeld, om zyn ontwerp te scheuren, in 't byzyn van de gemagtigden der Staaten; gelyk hy deedtGa naar voetnoot(p). De openbaare oefening van den Roomschen Godsdienst werdt, hierna, te Haarlem, zo wel als elders, verbooden. Ga naar margenoot+ Men handelde, in deezen tyd, ook met Amsterdam. Sedert het treffen der Voldoening, waren, in deeze Stad, verscheiden' geschillen gereezenGa naar voetnoot(q), om welken te beslissen, de Prins en de Staaten zig veele moeite gaven: doch welken niet waren weg te neemen, dan door het asstaan van de Voldoening, 't welk dikwils door zyne Doorlugtigheid voorgeslaagen was. De Staaten beyverden 't stuk ook zeer, begeerende, dat de Stad zig den gewoonlyken Regte of den Raaden van Holland, als goeden mannen, onderwierp. | |
[pagina 371]
| |
Doch de Stad neigde meer tot eene minzaame onderhandeling, waartoe, eindelyk, beslooten werdtGa naar voetnoot(r). 't Liep egter tot in 't laatst van dit jaar aan, eer men 't eens werdtGa naar voetnoot(s). Op den twintigsten van Wintermaand, werdt een nieuw Verdrag geslooten, welk de Prins, naderhand, bekragtigdeGa naar voetnoot(t), behelzende, ‘dat de Staaten en de Stad, wederzyds, afstonden van de Voldoening: dat de Stad zou bezet blyven, met twee vendels, ieder van tweehonderd koppen, onder bevel van twee burgers, die, uit Stads-, of, zo die niet toereikten, uit 's Lands middelen betaald zouden worden. Dat deeze bezetting, naar 't gelieven zyner Doorlugtigheid, by nood, of by andere gelegenheid, buiten nood, zou mogen vermeerderd of verminderd worden, mids de Stad, in 't eerste geval, Servicie-geld wierdt toegelegd, gelyk den anderen Steden van Holland. Dat de Stad, tot het vinden van de kosten haarer versterking, eenen ommeslag zou mogen doen over Amstelland. Voorts begaf zy zig in de gemeenschap der oude schulden, in den tegenwoordigen oorlog door Holland gemaakt; doch met eenige bepaalingen. De Stad zou de geestelyke gebouwen mogen aanvaarden; doch de andere geestelyke goederen, renten en Landen zouden, tot aflossing van 's Lands schulden, moeten worden verkogt. | |
[pagina 372]
| |
De kerken-goederen zouden, tot onderhoud der Kerken en Predikanten, aan de de Stad blyven. De Staaten zouden de Graaflyke goederen, met den eersten, aan de meestbiedenden verkoopen, op dat de Stad haar agterwezen, ten laste dier goederen, zou konnen inkrygen. De Stad zou vry zyn van het opbrengen van driehonderd ponden 's jaars, wegens het schoutampt, welk zy behouden zou tot op het aflossen der twintigduizend ponden, daarop verstrekt, of tot op eenige nadere overeenkomst, te maaken met de Staaten. 't Punt der Paalkiste, tusschen de Stad en Enkhuizen voor 't Hof bepleit wordende, zou in zyn geheel blyven. Der Stede Privilegien en Voorregten zouden haare kragt behouden, uitgenomen zulken, die van den Hertoge van Alva, of deszelfs nazaaten, tot op de Gendsche Bevrediging, waren verworven, van welken alleen stand grypen zou 't verlof om geld op renten te mogen ligtenGa naar voetnoot(u).’ Met het vernietigen der Voldoening, werdt de openbaare oefening van den Roomschen Godsdienst, ookGa naar margenoot+ te Amsterdam, afgeschaft. Ten zelfden dage, kwam een Plakaat in 't licht, op den naam van den Prinse, als hebbende nu de hooge Overheid in Holland, waarby het drukken en verspreiden van oproerige en ergerlyke schriften, het schoolhouden zonder verlof, het houden van bedekte samenkomsten, het draagen van geestelyke gewaaden, en boven- | |
[pagina 373]
| |
al het oefenen van den Roomschen Godsdienst verbooden werdtGa naar voetnoot(v). Doch 't was niet vreemd, dat dit geschiedde in Holland,Ga naar margenoot+ alwaar de Roomschen in 't gemeen voor Spaanschgezinden gehouden werden; het oproer, verwekt, te Brussel, door eenen Dominikaaner Monnik, dien de Regeering, om zyn stout prediken, gaarne, in stilheid loozen wilde, hadt te wege gebragt, dat, zelfs daar ter Stede, de oefening van den Roomschen Godsdienst, in Bloeimaand, geschorst wasGa naar voetnoot(w). Van gelyken, geschiedde zulks te Antwerpen, in Zomermaand, na dat de Roomschen, uit vreeze voor eene nieuwe plondering, reeds te vooren, hunne altaaren, in de groote Kerke, met verlof der Regeeringe, hadden afgebrokenGa naar voetnoot(x). |
|