Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXI. Onlust tusschen de Wethouders en Predikanten te Leiden.Te Leiden was, omtrent deezen tyd, ook geschil ontstaan, tusschen de Wethouderschap en de Predikanten der Hervormden. Al in 't jaar 1578, hadt de Predikant Pieter Pieterszoon van zynen Medeleeraar, Kasper Koolhaas, gezeid, dat met deezen niet te dienen was, alzo hy zogt uit te steeken in Gods Gemeente, en weigerde zig het oordeel der broederen te onderwerpen. Koolhaas, daar- | |
[pagina 335]
| |
entegen, gaf voor, dat Pieter Pieterszoon meer met het uiterlyk kerkgebaar ophadt dan hy, die sterker gezet was op de inwendige zuiverheid der zeden. Voorts, verschildenze over 't kiezen van Ouderlingen en Diakenen, die Koolhaas der Wethouderschap wilde voorgesteld hebben, waartoe Pieter Pieterszoon niet verstaan kon. De Wethouderschap was 't eens met Koolhaas, vooral in 't laatste punt, welk haar gezag betrof, en magtigde twee Leden uit de Vroedschap, om voor te zitten, in den Kerkenraad. Hierop, ontstondt de vraag, hoe ver 't gezag der Overheid zig over Kerkelyke zaaken uitstrekte. De Predikstoelen daverden van 't gene, op dit stuk, ter wederzyde, werdt voortgebragt. De Staaten van Holland staken zig in den twist, en keurden 't gedrag der Leidsche Wethouderen af. Zelfs vermaande de Prins hun schriftelyk, dat zy zig van nieuwigheden behoorden te onthouden. Pieter Pieterszoon las den Brief, waarby deeze vermaaning geschiedde, der Gemeente voor van den Predikstoel, en voegde 'er by, dat het volk der Wethouderschap moest gehoorzaamen, als deeze den Prinse gehoorzaamde. Doch men nam hem dit zeggen zo euvel af, dat hy, slegts tot wederopzeggens toe beroepen zynde, terstond van zynen dienst ontzet werdt. De Staaten trokken zig dit aan: verzoekende die van Leiden den Predikant in dienst te willen houden, of hun, de redenen, die zy tegen hem hadden, te willen komen verklaarenGa naar voetnoot(e). | |
[pagina 336]
| |
Voorts, deeden zy de Predikanten van Leiden, Rynland en Delfland hunne gedagten uiten, over 't gezag der Overheid in 't Kerkelyke, waarin de Wethouders van Leiden weinig genoegen namen. De Staaten, den twist ziende aanwakkeren, rieden hun, Koolhaas, zo wel als Pieter Pieterszoon, te ontslaanGa naar voetnoot(f). Doch die van Leiden hierin niet hebbende konnen bewilligen, schreeven de Staaten, ter aanmaaning van zyne Doorlugtigheid, zelven aan Koolhaas, dat hy zig van 't prediken zou hebben te onthouden. Hy voer egter voort, steunende op de bescherming der Wethouderen, die hem de hand boven 't hoofd hieldenGa naar voetnoot(g). Eerlang zag men eene Verdediging der Leidsche Magistraat in 't licht komen, die de heerschzugtige Kerkelyken scherp stakGa naar voetnoot(h). Tot het opstellen deezer verdediging, hadt men zig bediend van de penne van Dirk Volkertszoon Koornhert, Notaris te Haarlem, die, om zyn schryven tegen de Hervormde Kerke, of tegen eenige Leeraars derzelve, reeds by de Staaten in 't oog liepGa naar voetnoot(i). Koolhaas schreef ook twee Verdedigingen. De Wethouderschap, eindelyk, sterk aangemaand wordende door den Prinse, hadt beslooten, hem ook te schorsen in zynen dienst. Doch de twist was hiermede niet bygelegd. Men verbleef dien, na veel kibbelens, aan goede mannen, die, op den negenentwintigsten | |
[pagina 337]
| |
van Wynmaand deezes jaars 1580, uitspraken ‘dat beide Koolhaas en Pieter Pieterszoon schuldbekentenis zouden doen voor de Gemeente; waarna zy beide den dienst wederom zouden bekleeden. Koolhaas zou de Kerkelyke samenkomsten laaten oordeelen, over zyne schriften. De Wethouders zouden Ouderlingen en Diakenen kiezen uit eene benoeming des Kerkeraads: ook twee uit de hunnen, zynde Ledemaaten der Kerke, mogen afzenden in den Kerkenraad, die egter aldaar geene stem zouden hebben, en geheim houden, 't gene 'er verhandeld werdt:’ waarna de rust in de Leidsche Gemeente zig voor eene poos hersteldeGa naar voetnoot(k). |
|