Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXVIII. De Graaf van Rennenberg neigt tot afval van de Staaten.Wy hebben reeds, in 't voorbygaan, gemeld, dat hy, al in den aanvang des voorleeden jaars, 't zy dan uit zugt tot den Roomschen Godsdienst, dien hy beleedt, of om zyne goederen te behouden, die grootendeels in Walschland lagen, of om dat hy der Staaten zaaken, door tweedragt, zag te rugge | |
[pagina 320]
| |
gaan, of om eenige andere reden, in onderhandeling getreden was, over zyne verzoening met den Koning. Zekere Guislain le Bailly ging toen, tusschen hem en den Hertoge van Terranova, over en weder. In het Verdrag, welk Rennenberg, door hem, poogde te doen sluiten, en waarby hy voor zig zelven ettelyke voordeelen bedong, zouden ook verscheiden' andere Persoonen begreepen zynGa naar voetnoot(r). Doch de Hertog scheen 'er niet in te hebben konnen bewilligen. Sedert, was de onderhandeling eene poos blyven steeken. De Graaf tekende de Utrechtsche Vereeniging, en bragt Groningen tot de zyde der algemeene Staaten over, in Zomermaand des voorleeden jaarsGa naar voetnoot(s). Ook droeg hy zig, uiterlyk, zo yverig Staatschgezind, dat hy die van Groningen, in Oogstmaand daarna, schreef ‘hoe 't geene goede Patriotten waren, die, onder eenig voorwendsel, de Vereeniging braken, en zig met de Spanjaards of derzelver aanhang verzoendenGa naar voetnoot(t).’ Doch in Louwmaand deezes jaars, kwam hem zyne Zuster Kornelia van Lalaing, nevens haaren man, den Baron van Monceaux, te Koeverden, bezoeken. Men merkte op, dat zy, lang, heimelyk, spraken met den gemelden Bailly, en 't is waarschynlyk, dat men toen de voorwaarden beraamd heeft, op welken de Graaf zig met den Koning zou konnen verzoenen. Popke Ufkens, de eenigste onder Rennenbergs | |
[pagina 321]
| |
Raaden, die opregt Staatschgezind was, werdt, door Kornput, gewaarschuwd, dat hy op zyne hoede zou zynGa naar voetnoot(u). De FriezenGa naar margenoot+ kreegen ook agterdenken, en maakten zig, met behulp der Staatsche Knegten, meester van het Slot te Leeuwaarden, op den eersten van Sprokkelmaand. Toen eischten zy 't Slot te Harlingen op; doch de bezetting, hierin, buiten uitgedrukten last des Graaven van Rennenberg, zwaarigheid maakende, zou men zig genoodzaakt hebben gezien tot geweld, hadt men, ten zelfden tyde, Bailly niet in handen gekreegen, by wien men eenige blanken vondt, met Rennenbergs hand getekend. Te weeten, de Graaf, al in Louwmaand, te wege gebragt hebbende, dat de Groninger gyzelaars voor de onderhouding van 't Verdrag van Zomermaand jongstleeden geslaaktGa naar voetnoot(v), en te Groningen te rug gekeerd waren, schynt zig van hun bediend te hebben, om, onder de hand, tekenaars te winnen, tegen de Utrechtsche Vereeniging. Ten minsten, men heeft nog twee Verbindtenissen, tusschen den Graave en meer dan driehonderd Ingezetenen van Groningen gemaakt, op den vierentwintigsten van Sprokkelmaand, waarby men elkanderen belooft, ‘de Utrechtsche Vereeniging, tot welke men de Stad, door onbehoorlyke middelen, dagt te brengen, op dat menze, daarna, met bezetting, bezwaaren zou, te zullen tegenstaan, ten dienste des Konings | |
[pagina 322]
| |
en der algemeene StaatenGa naar voetnoot(w).’ Met oogmerk om diergelyk eene verbindtenis in Friesland te bewerken, scheen Bailly in Harlingen gekomen, en van de genoemde blanken voorzien geweest te zyn. Doch men bediende zig nu van een derzelven, om 'er hem een bevel op te doen schryven, tot overlevering van 't Slot te Harlingen, 't welk, den vyfden van Sprokkelmaand, geschiedde. 't Slot te Staveren werdt, op last des Prinsen van Oranje, door Jonkheer François van Pypenpoy, overgegeven aan Sonoi, die, met drie vendelen knegten, uit Holland, gekomen was, om de Friezen te helpen. Allen drie deeze Sloten werden geslegt, die van Leeuwaarden en Harlingen gedeeltelyk getrokken aan der Steden vestenGa naar voetnoot(x). Sonoi kreeg, vervolgens, last van de Friezen om eene schans op te werpen, te Zwartsluis, de begonnen' versterking van Koeverden te vervolgen, en bezetting te leggen op de grenzen. Ga naar margenoot+ Rennenberg, midlerwyl, om zig het Staatsch volk kwyt te maaken, hadt den boeren van Drente heimelyk veroorlofd, de Ruiters, die hun op den hals lagen, te verjaagen. Daarna, schreef hy hun, dat zy alle troepen, die, zonder zyne opene brieven, by hen kwamen, zouden hebben te weeren, en zelfs de sterkte te Koeverden in bewaaring neemen. Doch deeze brief viel eenen Staatschen Hopman in handen, die 'er een | |
[pagina 323]
| |
afschrift van zondt aan de Gemagtigden der nader Vereeniging te UtrechtGa naar voetnoot(y). Ter deezer Stede, bevondt zig thans deGa naar margenoot+ Prins van Oranje, die, zynde al voor lang, door de Staaten van Holland, verzogt om herwaards te komenGa naar voetnoot(z), na dat de algemeene Staatsvergadering te Antwerpen, op den elfden van Louwmaand, gescheiden was, de reis hadt aangenomen, en op den eersten van Sprokkelmaand in den Haage was verscheenen. Hier werdt zyn gevoelen gevraagd, op verscheiden' zaaken, in zyn afzyn, voorgevallen. Sedert dat Mechelen in 's vyands handen geraakt was, kon men zig van de vonnissen, in Holland en Zeeland geweezen, niet op den grooten Raad aldaar beroepen, gelyk voorheen. De Edelen en meeste Steden verstonden, hierom, dat men eenen grooten Raad te Haarlem behoorde op te regten. Dordrecht alleen oordeelde, dat men zig aan den geheimen Raad te Antwerpen vervoegen moest. Sommigen dagten, dat men 't Hof by arrest of eindelyke uitwyzing behoorde te laaten vonnissen: anderen dat men zig moest houden aan den reeds genomen voet van Revisie of Herziening: welk laatste ook zyner Doorlugtigheid best behaagdeGa naar voetnoot(a), en nog ruim twee jaaren in gebruik bleef. De Staaten van Zeeland hadden, omtrent deezen tyd, eene Munt en Rekenkamer opgeregt, tegens regt en gewoonte, zo die van Holland voorgaven. De laat- | |
[pagina 324]
| |
sten merkten Zeeland aan, als, van ouds, met Holland onder eenen Graaf gestaan, en ééne Munt gehad hebbende, die nooit buiten Holland gelegd geweest was. Doch Zeeland begon zig, sedert eenigen tyd, aan te merken en te gedraagen, als een Landschap en Oppermagt op zig zelve, waarby men oordeelde, het teken der byzondere Munte wel te voegen. De Prins nam aan, de Zeeuwen te vermaanen tot het nalaaten deezer nieuwigheid. Doch hy heeft het nimmer met vrugt konnen doen. De Koning van Deenemarke hadt de Zondsche tollen wederom verhoogd, waarover de Prins, insgelyks, beloofde te zullen schryven. Over 't stuk der geldmiddelen en andere byzonderheden, werdt ook met den Prinse gehandeldGa naar voetnoot(b). Hy begaf zig van den Haage naar Utrecht, alwaar hy de Gemagtigden der nader Vereeniging bewoog te besluiten, op de punten, begreepen in het afscheid der jongste Staatsvergadering te Antwerpen, betreffende, voornaamlyk, het instellen eens algemeenen Landraads, het bewilligen in den ontworpen staat van Oorloge, en het voltrekken van den handel met AnjouGa naar voetnoot(c). Ga naar margenoot+ De Prins hieldt zig nog te Utrecht, toen men daar, in 't zeker, berigt werdt van Rennenbergs ontrouw. Rennenberg werdt dan derwaards ontbooden, onder voorwendsel, dat men hem, over eenige zaaken, raadpleegen moest. Doch hy bleef agter, gelyk men den- | |
[pagina 325]
| |
ken kan, en zondt Popke Ufkens, dien hy gaarne loozen wilde, naar Utrecht. Uit deezen, vernam men nadere omstandigheden van 's Graaven wangedrag. De Prins dan, gereed om naar Amsterdam te vertrekken, veranderde van voorneemen, en toog op KampenGa naar voetnoot(d). Van hier beproefde hy nog eens, of hy Rennenberg, toen te Groningen, door Ufkens, beweegen kon, om by hem te komen. Doch hy gaf zulk bewimpeld antwoord, dat Ufkens, zig niet langer veilig houdende binnen Groningen, heimelyk doorgingGa naar voetnoot(e). Des anderendaags, zondt de Graaf egter zynen tweeden Hofmeester aan den Prinse, met breede aanbieding zyner dienstvaardigheidGa naar voetnoot(f). Doch dit diende slegts om zyne Doorlugtigheid blind te houden, en niet dan met den slag te waarschuwen. Op den tweedenGa naar margenoot+ van Lentemaand dan, regt Rennenberg een Gastmaal aan, dat, tot laat in den nagt, duurde. Jakob Hildebrands, Burgemeester van Groningen, op wien de Onroomschen zig, voor anderen, verlieten, een der genoodigden zynde, neemt zynen slag waar, om van de zweevende gerugten te spreeken, en zegt, zig tot den Graave keerende, niet te hoopen, dat zyne Genade iets args voorhadt: waarop Rennenberg, 's Burgemeesters hand vriendelyk drukkende, antwoordde, wel Vader, dien ik voor mynen Vader houde, zoudt gy zulke dingen van my vermoeden? Met een, noodigt hy 't gezelschap tot vrolykheid. De Burge- | |
[pagina *9]
| |
Groningen, door den Graave van Rennenberg, aan de Spaansche zyde overgebragt, in 't jaar 1580.
Is. Tirion excudit | |
[pagina 326]
| |
meester, vertrokken zynde, berigt den Onroomschen 's Graaven hertelykheid, hun egter raadende, op hunne hoede te zyn. De Graaf stelt, terstond na zyn vertrek, orde op eenige zaaken, die niet dan op 't laatst verzorgd dienden. Hy wapent zyn gezin: waarby zig voegden eenige soldaaten, ter sluik in de Stad gekomen, en gehuist by Spaanschgezinde burgers. Met het klokslag van vyven, als de Onroomschen, naar gewoonte, de wagt verlaaten hadden, en dezelve betrokken was door een' Roomschgezind' Hopman, komt een deel gewapend geboefte naar de Markt streeven, en bemagtigt dezelve. Een Roomschgezind Hopman volgt met zyn vendel, en bezet, al roepende, de toegangen naar de markt. Toen verschynt Rennenberg zelf, te paarde, in volle rusting, en met den degen in de vuist, schreeuwende, staat by, vroome burgers, staat by, nu eerst ben ik 's Konings wettige Stadhouder. Elk behertige nu den dienst zyner Majesteit en zyne eigene behoudenis. Met een gebiedt hy twee Veldstukjes te laaden, die by 't Raadhuis stonden, doet vier trompetten steeken, en veele trommels roeren, en zendt tien of twaalf paarden door de Stad, om alles met schrik te vervullen. De voornaamste burgers hielden zig stil in huis. Eenige Onroomschen, met Burgemeester Hildebrands, waanende meer gevolgs te zullen hebben, aan 't hoofd, booden tegenstand. Doch de Burgemeester werdt, in den eersten aanval, doorschooten: waardoor de moed den zynen ontzonk, en elk een goed heenkomen zogt. De anderen, de | |
[pagina 327]
| |
markt en straaten wel bezet laatende, streefden door de Stad, smeeten de deuren en glazen der Onroomschen in, namen den Burgemeester Dirk Schaffer, die gewond was, de Raadsluiden, en meer dan tweehonderd Burgers gevangen. Eenigen ontvlooden 't gevaar: ook de Predikanten, die, daarna, in onbekend gewaad, ter Stad uit raakten. Op den zelfden derden van Lentemaand, werden de Gilden byeen geroepen, voorts nieuwe Gemeentsluiden, nieuwe Raaden, nieuwe Burgemeesters aangesteld, de zoen met den Koning bezwooren en afgekondigdGa naar voetnoot(g). Daar is nog een Geschrift voor handen, 's daags te vooren, getekend, waarby Rennenberg de voorwaarden aanneemt, op welken, de Hertog van Terranova hem van 's Konings gunst verzekerd hadt. Ook bekenthy, hierby, zestienduizend ponden van veertig grooten ontvangen te hebben, op rekening van tienduizend Pistoletten, die hem waren toegezeid. Voorts, blykt van elders, dat hem de bevestiging in de Stadhouderschappen, die hy bekleedde, beloofd was. De Prins van Parma tekende, te Maastricht, op den vyfden, den Brief, waarby Rennenberg voor eenen getrouwen Dienaar des Konings aangenomen, en zyn voorig gedrag vergeten verklaard werdtGa naar voetnoot(h). Rennenberg hadt, terstond, vriendelykeGa naar margenoot+ Brieven afgezonden, om de Ommelanden op zyne zyde te lokken. Doch hy vondt hier zo | |
[pagina 328]
| |
weinig gehoor, dat Kornput, nog voor den avond van den derden van Lentemaand, met eenige vendels, voor Groningen kwam. Barthold Entes voegde zig, des anderendaags, met de overige Friesche vendels, by hem, en men viel terstond aan 't maaken van loopgraaven en 't belegeren der StadGa naar voetnoot(i). Men wil, dat de Prins zulk een goed vertrouwen op Rennenberg hadt, dat hy, in 't eerst, zynen afval niet gelooven kon, en dat hy, des verzekerd geworden zynde, voorgenomen zou hebben, zig, voortaan, nimmer te verlaaten op Roomschgezinden, hoe getrouw zy ook schynen mogtenGa naar voetnoot(k). |
|