Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 289]
| |
telykheid, insgelyks, ter Stad uit gedreeven. Vervolgens, was men, ter eerstgemelder plaatse, uit zorge voor de Waalen, gevallen aan 't verbeteren der Vestingwerken: waartoe tweehonderdentagtigduizend guldens, eene kleine somme naar de gelegenheid des werks, besteed werdt. Imbize en zyn aanhangschroomden niet de Kerkengoederen aan te tasten, te verkoopen, en den soldaaten ten roof te geeven. Zelfs deedt de Voorschepen veele dingen op eigen gezag, en zonder zyne amptgenooten te kennen. Luiden ook, die den Hervormden Godsdienst beleeden, werden, alsze hem in den weg waren, ter Stad uit gezet. Hy maakte zelfs den Heere van la Noue Gend te benaauwd, en noodzaakte, door middel van eenige Ruiters, den Heer van Bonnivet, Gezant des Hertoge van Anjou aan de algemeene Staaten, zyn lyf, met zwemmen, door eenige graften, te bergen, op het Huis des Heeren van Kouwenhoven, tusschen Gend en Dendermonde. Twee luiden, beschuldigd als Don-Jansgezinden, deedt hy, verraaderlyk, om 't leeven brengen, en loochende 't stuk niet, toen 't hem daarna verweeten werdt. Diergelyke geweldenaaryen vervreemdden de gemoeden der zulken, die 't voorheen met hem eens geweest waren, zeer van den Voorschepen. Men dagt hem dan, met goedvindenGa naar margenoot+ des Prinsen, op den gewoonlyken tyd, te ontzetten van de Regeering. Men kreeg hem aan 't huis van Ryhove, daar 't stuk stondt uitgevoerd te worden. Doch een van Imbizes vrienden kreeg 'er de lugt van, bragt | |
[pagina 290]
| |
het graauw op de been, en haalde den Voorschepen uit Ryhoves wooning, daar hy zo goed als gevangen gehouden was. Ryhove verschoonde zig met woorden, schuivende de schuld op twee anderen, die ontweeken waren. Maar Imbize, zyne zaaken wisser neemen willende, bragt, op den agtentwintigsten van Hooimaand, eenen grooten hoop Ruiteren en Knegten in de Stad, verstelde toen de Wet, buitens tyds, en maakte zig zelv', op nieuws, tot Voorschepen; waarna hy 't Krygsvolk, wederom, vertrekken deedt. De redenen van zyn bedryf, welk hy verglimpte met yver voor den Hervormden Godsdienst, gaf hy, sedert, in openbaaren druk. Ook strooiden die van zynen aanhang blaauwboekjes, waarin beweerd werdt, dat de komst des Prinsen van Oranje, welke zy vreesden haast aanstaande te zyn, thans, om verscheiden' redenen, ongeraaden was. Onder anderen, dreef men, dat de Prins de Regeering zou komen veranderen, om der Stad, daarna, haare vryheid te beneemen, en onder 't juk van 't Hof en van den Hertoge van Anjou te brengen: en werdt de Predikant Dathenus gehouden, de hand tot het opstellen deezer Boekjes geleend te hebben. Egter bragt het RyhoveGa naar margenoot+ zo ver, dat men besloot den Prins te ontvangen. Hy kwam 'er, in Oogstmaand, verstelde terstond de Wet, Imbize ontslaande, die, kort hierna, gevolgd van Dathenus, naar Duitschland week, daar hy zig, aan 't Hof van den Hertoge Kazimir, eenen geruimen tyd, onthieldt. Oranje stelde, voorts, orde op andere zaaken, die verward stonden. Men ver- | |
[pagina 291]
| |
schilde wederom, gelyk by 's Prinsen jongste komst in de StadGa naar voetnoot(n), over 't punt der gevangen' Heeren, die allen, in Hooimaand, door 't beleid eeniger burgeren, los geraakt waren. Doch de meesten, waaronder ook Champagnei, waren wederom betrapt, en de Prins liet hen in de gevangenisGa naar voetnoot(o). Terwyl hy nog te Gend was, liep hy groot gevaar van verrast te worden door de Malkontenten, die, by duister, eenige Ruiters derwaards gezonden hadden, welken, aan de poort, herberging komende verzoeken, op 't punt stonden van ingelaaten te worden. De Prins egter, door eenigen, om verlof gevraagd, kreeg kwaad vermoeden, en beval de poort digt te houdenGa naar voetnoot(p). |
|