Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijVIII. Oproer te Antwerpen.Te Antwerpen, ontstondt, op den agten-twintigsten van Bloeimaand, een gevaarlyke oproer, ter gelegenheid van eenen openbaaren ommegang, die, door de Roomsche Geestelykheid, verzeld van den Aartshertoge Matthias, gehouden werdt. 't Volk, hierdoor, getergd, raakt op de been, en laat zig, noch door ontzag voor den Aartshertoge, noch door den Prinse van Oranje, die, op 't gerugt van onraad, te voorschyn gekomen was, te vrede stellen, voor dat de Priesters, Monniken en Kanonniken, die den om- | |
[pagina 288]
| |
megang verzellen zouden, ten getale van honderdentwintig, ter Stad uit geleid waren. De Prins was zo misnoegd over deeze ongeregeldheid, die de Spaanschgezinden hem wyten durfden, dat hy, 's anderendaags, in eene aanzienlyke Vergadering van Wethouderen en anderen, verklaarde, de Ampten, die hy, over de Nederlanden in 't gemeen en over Brabant in 't byzonder, bekleedde, te willen nederleggen, en de Stad te willen verlaaten. Ook dreigden Matthias en de Raaden van Staate hun afscheid te neemen. Zy lieten zig egter allen nog verbidden. De Prins hielp eene Keur beraamen, waarby eenigen Geestelyken vergund werdt, in de Stad, weder te keeren. Zy werdt, op den twaalfden van Zomermaand, afgelezen. Ten zelfden dage, werdt ook de nader Vereeniging van Utrecht, in Antwerpen, verkondigd; te gelyk met eene Geloofsvrede, waarby den Onroomschen eenige meerdere ruimteGa naar margenoot+ werdt verleendGa naar voetnoot(l). Omtrent deezen tyd, ontdekte men, dat Karel van Gavere, Heer van Fresin, te Antwerpen woonende, heimelyk verstand hieldt met eenige Henegouwer Edelen, welken hy beloofd hadt, den Koning, te Antwerpen, dienst te zullen doen. Hy werdt, terstond, gevat, en naar 't Slot te Breda gevoerd, daar hy, twee jaaren, opgeslooten bleefGa naar voetnoot(m). |
|