Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijV. Parma dreigt Antwerpen, en belegert Maastricht.Intusschen hadt zig Parma, met een deel zyns Legers, op den tweeden van Lentemaand, vertoond voor Antwerpen, de Stad dreigende met een beleg. De voortogt zyner benden, onder Octavio Gonzaga en Jan Baptist del Monte, overviel drieduizend Staatschen, die te Burgerhout verschanst lagen, en dreefze van daar, tot onder de vesten der Stad, daar een vinnig gevegt voorviel, in 't gezigt van den Aartshertoge en den Prinse, die op de wallen stonden, om de vereischte bevelen te geevenGa naar voetnoot(h). Maar Parma, die 't oog naar Antwerpen, de gedagten naar elders gewend hadt, berende Maastricht, op den twaalfden. Te gelyk, vermaande hy den algemeenen Staaten, schriftelyk ‘tot het herstellen van den Roomschen Godsdienst en 's Konings gehoorzaamheid, als onder Keizer Karel, op welke voorwaarden, de Walsche gewesten en ook zy zig met den Koning zouden konnen verzoenenGa naar voetnoot(i).’ Doch de Staaten toon- | |
[pagina 273]
| |
den meer trek, om den Vredehandel te beginnen, door bemiddeling der Keizerlyke Gemagtigden. De Heer van la Noue was Overste van Maastricht, alwaar de bezetting slegts duizend, de gantsche weerbaare manschap niet veel boven vierduizend man sterk was: welke geringe magt hem bewoogen hadt, zig buiten de vesting te houden, tot dat hy meer volks byeen zou hebben: en toen hem dit, na veel toevens, mids de oneenigheid der Staaten, eindelyk, gelukt was, vondt hy de toegangen Stedewaards zo digt geslooten, dat 'er geen doorkomen aan was, waarom hy 't bewind der verweeringe Melchior van Zwartsenburg aanbevolen liet. Parma hadt zig, rondsom de Stad en voorstad Wyk, ter regterzyde der Maaze, gelegerd, en kreeg zynen toevoer uit Luikerland. De gordyn, byGa naar margenoot+ de Brusselsche Poort, gehouden voor de zwakste, werdt eerst beschooten. Doch toen de muur geveld was, deedt zig, agter denzelven, een aarden wal voor, die, een en andermaal, vrugteloos, bestormd werdt. Men beschoot de Stad, daarna, aan den kant der Hoogterpoorte, nevens 't water, en na dat hier twee tamelyke openingen gemaakt waren, viel men aan 't stormen, op den agtsten van Grasmaand. Doch de belegerden weerden zig zo dapperlyk, dat de aanvallers, met verlies, meent men, van wel tweeduizend man, aftrekken moesten. Parma zwigtte egter niet, maar wierp, voor de Brusselsche Poorte, eene platte Kat op, van welke hy, wel vyf weeken agtereen, op een rave- | |
[pagina 274]
| |
lyn der vestinge deedt schieten. Hier vermeesterde hy, eerlang, den bedekten weg. en zogt zig ook te sterken, op een Eilandje, in de Maaze, voor de Stad: doch die van binnen verjaagden hem van daar met het grof geschut. Parma schreef hun, op den derden van Zomermaand, dat het hoog tyd voor hun was, om te peinzen op een eerlyk verdrag, welk hy hun nu nog gunnen wilde; doch zy gaven zulk fier bescheid, dat het schieten en stormen wederom aanging. 't RavelynGa naar margenoot+ werdt, eindelyk, veroverd. Omtrent deezen tyd, sneuvelde de Heer van Hierges, aan een' kogel. Hy was de oudste Zoon van den Graave van Barlaimont, die ook, kort te vooren, overleeden wasGa naar voetnoot(k); en zyn verlies werdt zeer betreurd van den Veldheer. Midlerwyl, deeden de Aartshertog en de Prins van Oranje hun best, om de Staaten te beweegen, tot het onderneemen van 't ontzet van Maastricht. Holland, welk bloot lag voor den vyand, als Maastricht in zyne handen viel, toonde zig gereed, en leverde geld, manschap, mond- en krygsbehoeften, ten deezen eindeGa naar voetnoot(l). Doch de tweedragt onder de andere Bondgenooten, daar la Motte onder roeide, de nieuwe kryg, met welken de Waalen dreigden, en verscheiden' andere toevallenGa naar voetnoot(m) maakten, dat men, ter algemeene Staatsvergaderinge, tot geen besluit kwam. Men hadt nu schier zyne eenig- | |
[pagina 275]
| |
ste hoop gevestigd op het treffen van een Bestand te Keulen, alwaar de Vredehandeling begonnen was. Doch de Spanjaards hadden 'er geene ooren naar, zo men niet beloofde, Maastricht den Koning te zullen leveren, indien de Vrede niet voortging. De belegerden werden vast gehertigd met troostelyk schryven van den Aartshertoge en den Prinse, die hun, onder anderen, by eenen Brief van den vyfentwintigsten van Zomermaand, binnen vyftien dagen, ontzet beloofden. Ook was 't waar, dat de Graaf van Hohenlo eenig Krygsvolk byeen rukte. Doch Parma kreeg hiervan zo dra geene kondschap, of hy besloot het uiterste zyner kragten in 't werk te stellen, om de Stad te bemagtigen. OpGa naar margenoot+ den agtentwintigsten van Zomermaand, deedt hy, tot negen reizen agtereen, storm loopen, dat, den gantschen dag, en tot diep in den nagt, duurde; doch, door de belegerden, met onbezweeken moed, afgekeerd werdt. Maar in den morgenstond geviel het, dat de Stedelingen, afgemat door veel arbeids en waakens, met zieklyke lighaamen, meest allen, op den wal, aan 't sluimeren raakten. De SpanjaardsGa naar margenoot+ merkten 't en boodschapten 't Parma: die, terstond, bevel geeft, om den wal, in stilte, te beklimmen. 't Geschiedt. De half of heel sluimerende wagt wordt afgemaakt. De beklimmers, ingevolgd door 't grootste deel des Legers, storten ter Stad in; daar, al wie zig voordeedt, ontzield werdt. Nog weerde men zig, tot vrouwen, en maagden, en jongens toe, op de straaten, uit de vensters, van de daken, met steenen en ander tuig. | |
[pagina 276]
| |
Veelen vlooden ter poorte uit, naar de brug, van waar zy, by menigten, in 't water gedrongen werden. Anderen sprongen, uit vertwyfeldheid, in den stroom, waarin sommige moeders, eerst, uit deernis, haare kinders, toen, uit wanhoop, zig zelven geworpen hebben. Op den moord, volgde de plondering, en 't afpersen van hoog rantsoen, door ysselyk pynigen. De Overste Zwartsenburg was gesneuveld. Een Spanjaard, die den Prinse van Oranje lang als Ingenieur gediend hadt, werdt, met spietsen, doorreegen. Doch Wyk ging over by verdrag, ter bede van eenige grootenGa naar voetnoot(n). Sedert, lag de Stad lang woest, en bleef een nest van soldaaten, die de ledige huizen afbraken en tot brandstoffe bezigdenGa naar voetnoot(o). 't Spaansche Leger hadt, ondertusschen, in dit langduurig beleg, zo veel geleeden, dat Parma, in eenen geruimen tyd, niets van gewigt onderneemen durfde. Zelfs stortte hy, zyn lighaam en zynen geest, met het doorzetten deezer belegeringe, het uiterste gevergd hebbende, in eene zwaare ziekte, waarvan hy langzaam hersteldeGa naar voetnoot(p).Ga naar margenoot+ Zyne benden hielden zig, na 't veroveren van Maastricht, meest omtrent Roermonde, alwaar zy, van tyd tot tyd, schutgevaarten hielden, met de Staatsche bezettingen van Gelder, Venlo en Wagtendonk. Hopman Gouwenburg, die in Venlo lag, hadt het ge- | |
[pagina 277]
| |
luk van, op den zevenden van Oogstmaand, vier Zwitsersche vendels van Parma, by Heekhuizen, te verrassen en te verslaan. Doch ten zelfden tyde, werdt Aalst, en de vryheid Ronse in Vlaanderen, overvallen en geplonderd, door de Malkontenten, die daarna eenige Gendsche vendels uit Bazerode verdreeven, het Dorp, vervolgens, aan koolen leggende. La Motte overviel en beroofde, in Herfstmaand, de Stad Hondschooten: en dit was 't voornaamste, welk, behalve 't inneemen van Maastricht, dit jaar, van de Spaansche zyde, verrigt werdt. Want de aanslag van Alleines op Kortryk liep te niet, in Wynmaand, juist op de stond, als Meenen, thans de wapenplaats der misnoegden, door de Staatschen verrast was. La Noue overmeesterde, daarenboven, Warwyk, in Slagtmaand, en verdreef de Waalen, uit Halewyn en verscheiden' andere PlaatsenGa naar voetnoot(q). |
|