Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
Henegouwen en Douai, en elk tegen te staan, die zig niet hieldt aan de Gendsche Bevrediging. De Burggraaf van Gend en de Heer van Kapres hadden zig, hiertoe, by ondertekening, verpligt, op den derden van Sprokkelmaand. De Heer van Montigni hadt ook beloofd te tekenen, zo la Motte zulks deedt, binnen zes dagenGa naar voetnoot(z). De algemeene Staaten,Ga naar margenoot+ de nadeelen voorziende, die, hieruit, te wagten waren, deeden eene bezending aan de Walsche Staaten, hen biddende, dat zy volharden wilden by de Gendsche Bevrediging. Doch deezen gaven voor antwoord, ‘dat niet zy, maar veeleer anderen de Gendsche Bevrediging geschonden hadden: verklaarende, wyders, by dezelve, te willen volharden: ook, dat zy zig, ongaarne, afzonderlyk zouden willen verdraagen met den Koning, die hen, daartoe, in eenen minzaamen brief, genoodigd hadt; dat zy, veel liever, gezamenlyk wilden handelen, en hoopten, dat Parma, dien zy 't verzogt hadden, hiertoe zou willen verstaan, van welke gelegenheid de andere Staaten zig, oordeeldenze, behoorden te bedienen, om een goed verdrag te treffenGa naar voetnoot(a).’ De algemeene Staaten schreeven, hierop ‘dat de Gendsche Bevrediging, in sommige punten, wel eenig geweld geleeden hadt; doch dat men dit der hevigheid des tyds, waarin 't onmogelyk was de weegschaal altoos regt te houden, moest toeschryven. Dat de grondslag dier Bevrediging, de ee- | |
[pagina 270]
| |
nigheid der gewesten, desonaangezien, plaats behouden moest. Dat zy, hiertoe, wilden medewerken. Doch dat Parma, kennende den yver der Walsche Staaten voor 't Roomsche Geloof, zig van dien yver diende, om hen te doen wyken van de Gendsche Bevrediging, onder voorwendsel van hen nader by dezelve te doen blyven. Dat zy niets meer verlangden dan eene algemeene Vrede, mids menze gunde aan alle de Nederlanden, zonder onderscheid van Godsdienst: alzo zy hunne broeders niet in den nood konden laaten; maar, gezamenlyk met hen, of vrede hebben, of oorloogen moestenGa naar voetnoot(b).’ De Staaten van Artois scheenen wel meest geneigd tot eene afzonderlyke handeling met Parma. Die van Henegouwen gelieten zig, by de algemeene Vereeniging te willen volharden, zendende zelfs den algemeenen Staaten een Geschrift toe, waarby zy verklaarden, goed en bloed te willen opzetten by 't handhaaven van 't bezwooren verbondGa naar voetnoot(c). Doch zy waaiden haast met den wind, door welken, die van Artois gedreeven werden. Ga naar margenoot+ 't Hoofdpunt van 't geschil, tusschen de algemeene Staaten en die der Walsche gewesten, was nu, of men zig met den Koning zou konnen verzoenen, zonder Geloofsvrede te bedingen. De laatsten hielden van ja, en dat men zig voldaan behoorde te houden, met het bevestigen der Gendsche Bevredi- | |
[pagina 271]
| |
ging, der Brusselsche Vereeniging en des eeuwigen Gebods. De eersten dreeven, dat men, zonder Geloofsvrede, niet sluiten kon. Met Artois, stemden die van Ryssel, Douai en Orchies overeen, om, op den eerstgemelden voet, met Parma te verdraagen, en zelfs een heir op te regten, om 't uitheemsch Krygsvolk ten Lande uit te dryven, indien men 't vertrek deszelfs, met gemoede, niet te verwerven wist. Doch de algemeene Staaten, kennis van dit besluit gekreegen hebbende, ontrieden 't uitvoeren van hetzelve, op 't allerernstigst: den Walschen Staaten, daarentegen, vermaanende, hunne afgevaardigden te zenden op de Vredehandeling, die, onder 's Keizers bemiddeling, te Keulen, stondt gehouden te wordenGa naar voetnoot(d). Doch deezeGa naar margenoot+ raad vondt te minder ingang, na dat S.O. mer zig, op den vyfden van Grasmaand, aan la Motte overgegeven, en Montigni, Selles, Heeze en anderen, met het gantsche Leger der Malkontenten, zig, door zyne bemiddeling, tot den Koning gevoegd hadden, bedingende, voornaamlyk, de handhaaving der Gendsche Vrede, der Brusselsche Vereeniging en des eeuwigen GebodsGa naar voetnoot(e). Hier mede was de scheuring begonnen. Ook maakte men, ten zelfden dage, 't was de zesde van Grasmaand, eenen aanvang der vyandlykheden. By Duinkerken lag eenig volk van la Motte,Ga naar margenoot+ die, op den negenden van Lentemaand, by een Plakaat der algemeene Staaten, op 's Ko- | |
[pagina 272]
| |
nings naam uitgegeven, reeds voor een' muiteling en verraader verklaard wasGa naar voetnoot(f). De Heer van la Noue overviel dit volk, met tweeduizend knegten en zeshonderd ruiters, en versloeg 'er omtrent tweehonderdenvyftig van. Ook maakte hy, sedert, zyn werk van het beletten der strooperyen, die Montigni en la Motte, ten platten lande, deedenGa naar voetnoot(g). |
|