Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 263]
| |
III. Zy wordt eerst door Gemagtigtigden uit vyf Landschappen en naderhand, door verscheiden' anderen getekend.Op den grondslag van dit Verbond, staat het Gemeenebest der Vereenigde Nederlanden gevestigd, in alles, wat de Landschappen in 't gemeen aangaat; waarom het noodig was, dat wy het, dus uitvoeriglyk, te boek stelden. Ten dage, als het geslooten werdt, waren 'er slegts Gemagtigden uit vyf gewesten tegenwoordig. Graaf Jan van Nassau tekende eerst, als Stadhouder van Gelder en Zutfen: toen onderschreeven vier Gemagtigden uit de Ridderschap dier twee gewesten, welken dag namen, tot den negenden van Sprokkelmaand, om de bewilliging der Baanderheeren en groote en kleine Steden over te brengen. Voorts tekenden de Gemagtigden van Holland, ZeelandGa naar voetnoot(2), Utrecht en de Groninger Ommelanden, hebbende de Stad, waarschynlyk uit ongenoegen tegen de OmmelandenGa naar voetnoot(k) geene Gemagtigden te Utrecht gezonden. 't Verbond der Vereeniging, daarna, ter Staatsvergaderinge van Holland, vertoond zynde, werdt, door | |
[pagina 264]
| |
de Edelen, Haarlem en Leiden, terstond, goedgekeurd. De andere Steden wilden eerst verslag doen. Die van den Briele en den Lande van Voorne begeerden, by de Unie, aangemerkt en omschreeven te worden, als eene Landstreek op zig zelve; doch vereenigd met Holland en Zeeland. Rotterdam bewilligde in de Vereeniging tusschen Holland, Zeeland en Utrecht; doch niet in eene afzonderlyke Vereeniging met den Adel van Gelder en ZutfenGa naar voetnoot(l). Midlerwyl, werdt, met het overig gedeelte deezer twee gewesten, gehandeld; aan welken men, op hun verzoek, toestondt ‘dat zy Leden des Roomschen Ryks zouden mogen blyven, gelyk zy, tot hiertoe, geweest waren; dat men, na 't verdryven der Spanjaarden en 't sluiten der Vrede, alle ongewoone belastingen zou afschaffen; dat Gelder en Zutfen, die twee stemmen ter Vergaderinge der Bondgenooten begeerden, stemmen zouden, gelyk zy plagten te doen, in de Vergadering der algemeene Staaten; dat de Stad Bommel en de Ampten van Tieleren Bommelerwaard, Beest en Renoi wederom zouden gehegt worden aan Gelderland, waaraan zy plagten te behooren, mids Bommel bleeve by 't Regt der Gendsche Bevrediging, en onder 't bewind van den Prinse van Oranje; benevens nog eenige andere puntenGa naar voetnoot(m).’ 't Liep egter aan tot in Lentemaand, eer de Gemagtigden | |
[pagina 265]
| |
der Ridderschap des Nieuwmeegschen Kwartiers en der Stad Nieuwmegen, en de Gemagtigden der Ridderschap en der groote en kleine Steden des Arnhemschen Kwartiers; en tot in Grasmaand, eer die van Venlo 't Verbond onderschreeven. Ook namen, in Lentemaand, de Friesche Steden, Leeuwaarden, Sneek en Franeker, en eenige Grietmans en Edelen 't Verbond aan. Verscheiden' andere Friesche Steden volgden niet, voor den eersten van Zomermaand, hebbende de Geestelykheid, daar te Lande, zig hevig gekant tegen de UnieGa naar voetnoot(n). De Graaf van Rennenberg maakte, in 't eerst, merkelyke zwaarigheid in 't aanneemen van het Verbond, beweerende hy, dat het, zonder kennis des Aartshertogs, geslooten was, en strekte, om zig te scheiden van de algemeene Staaten: doch hy liet zig, eerlang, overhaalenGa naar voetnoot(o), neemende de Unie, eerst met eenige uitzondering; doch daarna, eenvoudiglyk aan, op den elfden van Zomermaand. Hy tekende zig Stadhouder van Friesland, Overyssel, Groningen en Ommelanden, Drente en Lingen; doch hadt, ondertusschen, niets minder voor, dan zig aan 't Utrechtsch Verbond te houden. Hy sprak 'er, voor en na zyne tekening, altoos kwalyk van, onder zyne vertrouwde vriendenGa naar voetnoot(p). Zelfs was hy, van Louwmaand af, of al eerder, in heimelyke onderhandeling geweest, om zig | |
[pagina 266]
| |
te verzoenen met den KoningGa naar voetnoot(q); doch 't leedt nog wel een jaar, eer hy den Staaten openlyk afviel, gelyk wy, hierna, zien zullen. Met zyne ondertekening, werden egter de Stad Groningen en het Landschap Overyssel niet geagt begreepen te zyn in het Bondgenootschap. Overyssel weigerde het rondelyk, voorwendende, dat men het Land eerst ontlasten moest van KrygsvolkGa naar voetnoot(r): welk men 'er, egter, nog eenen geruimen tyd, leggen liet, om dit gewest dus te dringen, tot het aanvaarden der VereenigingGa naar voetnoot(s). Doch dit geschiedde eerst, op eene zekere wyze, in de Lente des volgenden jaars; wanneer de Prins die van Overyssel zweeren deedt, aan den Koning, als Hertog van Brabant, Graave van Holland en Heere van Overyssel, aan de algemeene Staaten, zig, in de Generaliteit of in de nadere Unie, samen houdende, aan den Aartshertoge, aan den Prinse, en aan de Staaten des LandschapsGa naar voetnoot(t). Groningen is, niet voor 't jaar 1594, in 't Utrechtsch Verbond getreden gelyk wy, hierna, staan te melden. Drente en Lingen hebben, meen ik, nimmer de Unie getekend: en Gend, Venlo, Ypere, Antwerpen, Breda, BruggeGa naar voetnoot(u) en 't Land van de Vryen, alle welken, van tyd tot tyd, in 't Utrechtsch Verbond, eerst in 't gemeen de nadere Unie, daarna blootelyk de Unie of Vereeniging genoemd, getre- | |
[pagina 267]
| |
den zyn, hebben weinig of geen deel aan de gemeene Regeeringe gehad. Men vindt, dat 's Hertogenbosch, in den zomer deezes jaars, gedreigd wordende met eene Belegering, ook begeerde te treeden in de Utrechtsche Vereeniging, op den voet van Antwerpen, en hierom onderstand verzogt van de Bondgenooten. Ook is toen de Stad, door die van Holland, voorzien van eenige manschapGa naar voetnoot(v). Doch, dat zy ooit voor een Lid der Unie gehouden zy, is my niet gebleeken. Waarschynlyk, is ook het verzoek, waarvan wy spreeken, niet van Stads wege; maar alleen door de Onroomschen aldaar geschied. Dit zal, hierna, klaarder blyken. De Prins draalde eenigen tyd, eer hy deGa naar margenoot+ Unie aannam, om dezelfde redenen, die hem verhinderd hadden, dezelve, openlyk, te bewerken; en vooral, om dat de Aartshertog, in 't Verbond, niet gekend was, 't welk gelegenheid gegeven hadt, om den Prins te beschuldigen, dat hy zig algemeenen Landvoogd dagt te doen maaken, in plaatse van den AartshertogGa naar voetnoot(w). Doch, eindelyk, verklaarde hy, by een byzonder Geschrift, te Antwerpen, op den derden van Bloeimaand, getekend ‘dat hy, tot hiertoe, hebbende, uitgesteld, te treeden in het Utrechtsch Verbond, om dat hy hoop hadt, de Nederlanden in 't gemeen tot dezelfde Vereeniging te zullen brengen; en nu hebbende verstaan, dat de Aartshertog en een goed deel der Nederlanden dit Verbond hadden goed- | |
[pagina 268]
| |
gekeurd, eindelyk, ook beslooten hadt, hetzelve aan te neemen, zig verzekerd houdende, dat de hoogheid en het gezag van den Aartshertoge, by het zelve, geenszins verkort was.’ Dus kreeg het werk der Vereeniging zyn beslag eenigszins. Men regtte, te Utrecht, eene Vergadering op, die magt kreeg, om op voorvallende zaaken te besluiten, en, over gewigtigen, de Bondgenooten beschryven moest, in gevolge van het negentiende Artikel der Vereeniging. Graaf Jan van Nassau was, hier, het hoofd deezer Vereeniging, zo lang zyn Broeder afwezig was. Men hadt hem eenen Raad toegevoegd, van welken de Heer Boekholt, Drost van Wageningen, en de Advokaat Buis Leden warenGa naar voetnoot(x). Ga naar margenoot+ De Vergadering der Vereenigde Landen, te Utrecht, besteedde haare eerste zorgen aan het van nieuws beëedigen der Krygsknegten in Gelderland, 't welk, niet dan na veel moeite, gelukte, willende verscheiden' vendels geenen nieuwen eed doen, voor dat men hun betaald hadt. Zy lieten zig egter nog, met goede beloften en een deel hunner agterstallige soldye, te vrede stellenGa naar voetnoot(y). |
|