Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
Vaderlandsche historie.
| |
[pagina 246]
| |
ren des Konings en van 't aanneemen van Anjou. XV. Aanslag op den Briele. Lalaing verzoent zig met Parma. De Waalen, insgelyks. Beeldenstorm in Gelderland. Oranjes Vertoog aan de algemeene Staaten. Staat van oorloge. XVI. Vervolg der Keulsche Vredehandeling, die, vrugteloos, afgebroken wordt. XVII. Verscheiden' Steden gewonnen en verlooren. La Noue gevangen. Mechelen geplonderd, door de Staatschen. XVIII. Afval des Graaven van Rennenberg. Oranje komt in Holland. Vertrekt naar Kampen. Rennenberg maakt zig van Groningen meester. De Stad wordt belegerd. XIX. Oranje stelt orde in Overyssel. Komt te Amsterdam. Keert naar Antwerpen. De Aartsbisschop van Utrecht sterft. XX. Kerktwist te Woerden. XXI. Onlust tusschen de Regeering en Predikanten van Leiden. XXII. Vervolg van 't Beleg van Groningen, dat, eindelyk, opgebroken wordt. Entes sneuvelt. Oproer te Zwolle. Delfzyl verlooren. Koeverden insgelyks; doch herwonnen. XXIII. Slag op de Boertange. Koeverden en Oldenzeel bemagtigd, door Rennenberg. XXIV. De Hertogin van Parma komt herwaards, als Landvoogdes. Keert wederom naar Italie. XXV. Ban des Konings tegen den Prinse van Oranje; die zig, meesterlyk, verdedigt. Oordeel der Vereenigde Staaten over den Ban. XXVI. Orde op de Vaart naar Spanje en Portugal. XXVII. Rennenberg belegert Steenwyk. Aanslag van Parma op Hattum. Vollenhove gewonnen, 't Beleg van Steenwyk opgebroken. XXVIII. Oranje wordt Stadhouder van Friesland. Schansen in de Ommelanden verlooren. Rennenberg sterft. XXIX. | |
[pagina 247]
| |
François Verdugo bekomt zyne ampten. XXX. Haarlem staat van de Voldoening af. Ook Amsterdam. Eerste Plakaat tegen de Roomschgezinden, in Holland. XXXI. Sinode te Middelburg. Kerktwist te Utrecht. XXXII. Staat der wederzydsche Legeren. Toeleg op Vlissingen. XXXIII. Breda verrast, door Parma. Eindhoven gewonnen en verlooren. XXXIV. Oranje koopt het Markgraafschap van Veere en Vlissingen. XXXV. Krygsbedryven in de Ommelanden. | |
I. Gelegenheid tot het opregten van het Verbond van Vereeniging te Utrecht.HEt treffen der Gendsche Bevrediging hadt de Nederlanden, op Luxemburg en de aangewonnen' gewesten na, naauw verbonden aan elkanderen. Doch het Verdrag met Don Jan, en vooral het Verbond van Vereeniging, te vooren, door eenige Landschappen, te Brussel, geslootenGa naar voetnoot(a), behelzende eene belofte, om den Roomschen Godsdienst te handhaaven, hadt deezen band, wederom, verbroken, of geknakt. Holland en Zeeland, daar de Hervorming nu alomme doorgedrongen was, hadden in dit Verbond niet konnen treeden. Ook hadt de Prins, al terstond na de aankomst van Don Jan, voorzien, dat de Gendsche Bevrediging geenen stand zou konnen houdenGa naar voetnoot(b), en zig, hierom, van toen af, benaarstigd, om de Hollandsche en Zeeuwsche Steden, die zig nog afgezonderd hielden, nevens het Stigt van | |
[pagina 248]
| |
Utrecht, aan zyne zyde over te brengen, en zig, hierdoor, te sterken, tegen de Nederlanden, die met Don Jan zouden willen overeekomen.Ga naar margenoot+ Zelfs vindt men, by sommigen, vermeld, dat de Koningin van Engeland, om de party, die zig tegen Don Jan verklaard hadt, te styven, al in 't begin des jaars 1577, die van Gelderland, Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht geraaden hadt, zig, door een onderling verbond, te vereenigen: waarna zy zig van haaren bystand verzekeren kondenGa naar voetnoot(c).Ga naar margenoot+ Ook arbeidde Oranje, ten dien tyde reeds, heimelyk, aan deeze vereenigingGa naar voetnoot(d): zig, om dezelve te bevorderen, in Gelderland, bedienende van Meester Jakob Muis, die dikwils derwaards trok; en van die van Bommel, welken reeds met Holland en Zeeland verbonden waren. In Friesland, werkte hy, voornaamlyk, door Popke Ufkens, Karel Roorda en Duko Martena. Meester Floris Thin, Advokaat 's Lands van Utrecht, en Meester Floris van Heermaale hielpen zyne oogmerken bevorderen, in 't Stigt. In Overyssel, hadt de Prins ook zyne bewindsluiden. Holland en Zeeland waren van zelven genegen genoeg tot de vereeniging, alzo zy, daardoor, de vyandlyke wapenen te verder van hunnen bodem hielden, en hunne magt,Ga naar margenoot+ te gelyk, zagen aanwassen. Doch de scheuring, tusschen Don Jan en de Staaten, en 't vertrek des Prinsen naar Brabant stremden deeze onderhandeling, voor eene poos. Ook scheen | |
[pagina 249]
| |
de verbindtenis, op het einde des jaars 1577 gemaakt, tusschen Roomsche en Onroomsche Staaten, de geknakte Gendsche Bevrediging wederom te herstellen in haare voorige kragt. Daarbenevens, zou het den Prinse, zo lang hy, van wege de algemeene Staaten, in naam onder den Aartshertoge Matthias, zulk een uitsteekend bewind voerde over de Nederlanden in 't gemeen, gantsch kwalyk gevoegd hebben, een byzonder verbond te bewerken tusschen eenigen dier Nederlanden; welk, zou het Holland en Zeeland naar den zin zyn, gelyk wel behoorde, geene voordeelige voorwaarden zou konnen behelzen voor den Roomschen Godsdienst, dien de algemeene Staaten egter zogten te handhaaven, en dien de Prins, terwyl hy in Brabant was, niet zou hebben durven helpen verdrukken. Doch toen, in den zomer des jaars 1578, het ongenoegen, tusschen de Gentenaars en de Waalen, aan 't smeulen, of reeds ontsteken was, bondt de Prins het werkGa naar margenoot+ der Vereeniging wederom aan. De gelegenheid om het zelve te vorderen was nu ook gunstiger. De Hervorming was, in Gelderland, ingevoerd. Friesland, Groningerland, Drente en een groot deel van Overyssel waren, door den Graave van Rennenberg, tot de zyde der algemeene Staaten, overgebragt. 't Stigt hadt zig, reeds lang te vooren, onder 's Prinsen gehoorzaamheid begeven. Nogtans vondt de Prins niet geraaden, het werk der Vereeniging, in persoon, te dryven. Hy voorzag, dat het den Aartshertoge en den algemeenen Staaten kwalyk smaaken zou, zo | |
[pagina 250]
| |
het lighaam der Nederlanden, door het sluiten van een byzonder Verbond tusschen eenige leden, verzwakt werdt. Ook vreesde hy, dat men hem het verlaaten der Gendsche Bevrediging nageeven zou, aan welke hy altoos verklaard hadt, zig te willen houden.Ga naar margenoot+ Hy bediende zig, hierom, van zynen Broeder, Graave Jan van Nassau; die, toen nu de scheuring der Walsche gewesten openbaar geworden was, de Staaten van Holland en Zeeland, in Slagtmaand des gemelden jaars, te Gorinchem, beschreef, daar hy hun, onder anderen, vermaande, tot het Verbond met Gelderland, Utrecht, Friesland en andere Landen, waarover zyne Doorlugtigheid hun, voorheen, zo ernstelyk, geschreeven hadt. Hy berigtte hun, te gelyk, dat de Gemagtigden deezer Gewesten, te Utrecht, beschreeven waren, verzoekende de Staaten, dat zy ook eenigen uit hun derwaards wilden zenden. Na eenig beraad, werdt, hiertoe, door de Staaten, beslooten. Ga naar margenoot+ De Heeren van Karnisse, Muis, Kant en Oldenbarneveld, of twee hunner, in wier plaats egter, naderhand, anderen kwamenGa naar voetnoot(e), werden gemagtigd, om naar Utrecht te reizen. Ook tradt men, nog te Gorinchem, met Gemagtigden der Gentenaaren, over 't Verbond van Vereeniging, in onderhandelingGa naar voetnoot(f). 't Ontwerp van het zelve, waarschynlyk, gemaakt, door Graave Jan van Nassau, of iemant van zynent wegeGa naar voetnoot(1), in Holland, Zee- | |
[pagina 251]
| |
land en 't Stigt, onderzogt, en naderhand, door de Gemagtigden uit deezen en nog twee andere gewesten, op het behaagen hunner meesteren, goedgekeurd zynde; werdt, na 'tGa naar margenoot+ wegruimen van eenige zwaarighedenGa naar voetnoot(g), op den drie-entwintigsten van Louwmaand, te Utrecht, vastgesteld, en op den negenentwintigsten, openlyk, van 't Raadhuis der Stede, afgekondigdGa naar voetnoot(h). |
|