Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXXII. Der Staaten volk betrekt de winterlegeringen.'t Groote Leger der Staaten, dat, mids de verdeeldheid der hoofden, weinig dienst deedt, betrok, eerlang, de winterlegeringen. Van de Landzaaten werdt een gedeelte afgedankt. In 't optrekken, overmeesterde Hohenlo 't Slot te Weerd, welk egter, vroeg inGa naar margenoot+ 't volgend voorjaar, den Prinse van ParmaGa naar margenoot+ wederom in handen viel: die, ten zelfden tyde, 't veld ruim hebbende, ook het Slot Karpen en de Stad Helmond bemagtigdeGa naar voetnoot(o). Hertog Kazimir was, midlerwyl, naar Engeland gereisd, daar hy zyn gedrag, zonder moeite, verdedigde, en met eere en schenkaadjen werdt opgehooptGa naar voetnoot(p). Te Vlissingen, te rug gekeerd, op den veertienden van Sprokkelmaand, vernam hy, dat zyne ruiters, kort te vooren, met vrygeleide van Parma, dien zy, vergeefs, eenige maanden solds hadden zoeken af te dringen, ten lande uit, vertrokken | |
[pagina 243]
| |
waren: waarop hy, insgelyks, naar Duitschland keerde, zonder Aartshertog, Prins of Staaten te begroetenGa naar voetnoot(q). Parma was zeer in zynen schik, met den aftogt der Duitsche ruiterenGa naar voetnoot(r). Ook waren 'er de Staaten, geenen kans ziende om dit volk te betaalen, niet rouwig om. Ondertusschen hadden de Hoogduitschen, alomme ten platten lande, diepe voetstappen hunner roofgierigheid nagelaaten. De Gewesten van Artois, Henegouwen enGa naar margenoot+ Douai, misnoegd over het verdrag, door den Prinse van Oranje, onlangs, te Gend, geslooten, verbonden zig, onderling, te Atrecht, op den zesden van Louwmaand, om de Brusselsche Vereeniging, den Roomschen Godsdienst, 's Konings gehoorzaamheid, en de Gendsche Bevrediging te zullen handhaaven; en de Geloofs-Vrede te zullen weerenGa naar voetnoot(s). Eenigen, met naame Valentyn van Pardieu, Heer van la Motte, die, onlangs, heimelyk, met den Koning, verzoend wasGa naar voetnoot(t), zogten hen verder en tot gelyke onderhandeling met zyne Majesteit te brengen. Doch hiertoe, kondenze zig, voorals nog, niet laaten beweegenGa naar voetnoot(u). Sommigen willen, dat deGa naar margenoot+ Graaf van Bossu, ook geneigd geweest zou zyn, om in dit Verbond te treedenGa naar voetnoot(v). Doch hy werdt 'er in verhinderd, door de dood, die | |
[pagina 244]
| |
hem, op den eenentwintigsten van Wintermaand des voorleeden jaars, overvielGa naar voetnoot(w). De Spaanschgezinden strooiden uit, dat hy, door vergif, van kant gewolpen was. Zelfs beschuldigde de Spaansche Gezant in Engeland den Prinse van Oranje van deeze euveldaadGa naar voetnoot(x). Doch hiervoor is zelfs de minste schyn niet, als men aanmerkt, dat de Prins Bossu, na zyn ontslag uit de Hoornsche hegtenis, zeer begunstigd hadt, hebbende zyne Doorlugtigheid zelfs, onlangs, te wege gebragt, dat die van Holland hem een jaargeld van vyfduizend ponden van veertig grooten toeleidenGa naar voetnoot(y). Ondertusschen gaf het Verbond der Waalen, welk, uit de Gendsche baldaadigheid, zynen oorsprong hadt, ter eener zyde, eenen nieuwen krak aan 't gezag der algemeene Staaten; terwyl het, aan den anderen kant, veel schynt te hebben toegebragt, tot het spoediger sluiten der vermaarde Unie van Utrecht; die, nog in deeze zelfde maand, getroffen werdt, na dat 'er, reeds eenen geruimen tyd, over gehandeld was. Wy bereiden ons, om de gelegenheid van dit Verbond, den grondslag van 't Gemeenebest der nu Vereenigde Nederlanden, in het volgende Boek, te ontvouwen. |
|