Vaderlandsche historie. Deel 7
(1752)–Jan Wagenaar– AuteursrechtvrijXXIX. De Prins van Oranje sluit een verdrag met de Gentenaars.Doch eer de Hertog van Anjou nog vertrokken was, hadt men zig, met hulp der Engelsche Gezanten, die Kazimir in 't ongelyk stelden, zeer bevlytigd, om de Gentenaars tot reden te brengen. Maar terwyl men te Gend handelde, rees 'er wederom een hevige opstand in de Stad, die uitliep op het ver- | |
[pagina 237]
| |
jaagen van al wat 'er van Geestelyken nog overgebleeven was, en 't verder plonderen en vernielen van Kerksieraaden en beelden. De Prins, dien sommigen hielden de hand in zo woest een bedryf te hebben, trok, om zig van deeze kladde te zuiveren, naar de Stad, en sloot 'er, eindelyk, een verdrag, welk, op den zestienden van Wintermaand, afgekondigd werdt, en, ten voornaamsten deele, behelsde ‘dat de Geestelyken, uitgenomen de vier bedelorden, wederom in 't bezit hunner goederen hersteld, en de Kerken, tusschen Hervormden en Roomschgezinden, verdeeld zouden worden, mids de laatsten geene openbaare ommegangen hielden, noch 't Sakrament, staatelyk, over straat, droegen.’ De zaak der gevangen' Heeren bleef egter nog onafgedaan, 't welk den Prins op nieuws in den haat bragt, by de Roomschen. Ook behaalde hy, met het sluiten van dit verdrag, kleinen dank by zyne Geloofsgenooten, dryvende deezen, dat hy den Roomschen te veel toegegeven hadtGa naar voetnoot(c). |
|